DE geestelijke leiders van de Hebreeërs slaagden waar anderen voor hen immer waren gefaald—zij ontdeden hun Godsvoorstelling van antropomorfe trekken zonder haar om te vormen tot een abstractie van de Godheid die alleen voor filosofen begrijpelijk was. Toen de voorstelling van Jahweh tot rijping was gekomen, konden zelfs de gewone men- sen hem als een Vader zien, zo niet van ieder individu, dan toch in ieder geval van het volk.
Ofschoon het denkbeeld van de persoonlijkheid van God in de dagen van Melchizedek duidelijk was onderricht in Salem, was het vaag en wazig ten tijde van de vlucht uit Egypte en evolueerde het slechts geleidelijk, van generatie op generatie, in het Hebraïsch denken, in reactie op het onderricht van de geestelijke leiders. De perceptie van de persoonlijkheid van Jahweh kende veel minder onderbrekingen in haar gestage evolutie dan die van vele andere eigenschappen van de Godheid. Van Mozes tot Maleachi vond er bij de Hebreeërs een bijna ononderbroken ontwikkeling plaats in de ideevorming over de persoonlijkheid van God, en dit idee werd uiteindelijk verhoogd en verheerlijkt door de onderrichtingen van Jezus over de Vader in de hemel.