◄ 97:6
Verhandeling 97
97:8 ►

De evolutie van het Godsbegrip bij de Hebreeërs

7. De Tweede Jesaja

97:7.1

De ondergang van de natie der Hebreeërs en hun ballingschap in Mesopotamië zou hun ontbloeiende theologie zeer ten goede zijn gekomen wannneer niet hun priesters vastbesloten tot handelen waren overgegaan. Hun natie was gevallen voor de legers van Babylon en hun nationalistische Jahweh had schade geleden door de internationale prediking van de geestelijke leiders. Vooral de verontwaardiging over het verlies van hun nationale god bracht de Joodse priesters ertoe om zover te gaan in het verzinnen van fabels en de vermeerdering van mirakuleuze gebeurtenissen in de Hebreeuwse geschiedenis teneinde te trachten de Joden in ere te herstellen als het uitverkoren volk van zelfs de geïnternationaliseerde God van alle naties, volgens het nieuwe, uitgebreide idee.

97:7.2

Tijdens de ballingschap werden de Joden sterk beïnvloed door Babylonische overleveringen en legenden, hoewel moet worden opgemerkt dat zij de morele toon en geestelijke betekenis van de overgenomen Chaldese verhalen immer verbeterden, ook al verdraaiden zij deze legenden zonder uitzondering zodanig, dat zij de afkomst en geschiedenis van Israel tot eer en roem strekten.

97:7.3

Deze Hebreeuwse priesters en schriftgeleerden hadden slechts één gedachte in hun hoofd: de rehabilitatie van de Joodse natie, de verheerlijking van Hebreeuwse tradities en de verheffing van de geschiedenis van hun volk. Mocht ge verontwaardigd zijn over het feit dat deze priesters hun onjuiste ideeën aan zo’n groot gedeelte van de westerse wereld hebben opgedrongen, dan moet ge wel bedenken dat zij dit niet met opzet hebben gedaan: zij hebben niet beweerd dat ze door inspiratie schreven, en zij hebben niet gepretendeerd dat ze een heilig boek aan het schrijven waren. Ze maakten slechts een leerboek dat bedoeld was om de slinkende moed van hun medegevangenen te schragen. Hun doel was duidelijk de verheffing van de nationale geest en het moreel van hun landgenoten. Het waren mensen van een latere tijd die deze en andere geschriften verzamelden en er een gids van zogenaamd onfeilbaar leringen van hebben gemaakt.

97:7.4

De Joodse priesters maakten na de ballingschap overvloedig gebruik van deze geschriften, maar zij werden in hun invloed op hun medegevangen ernstig gehinderd door de aanwezigheid van een jonge, ontembare profeet, Jesaja de tweede, die zich geheel had bekeerd tot de God van gerechtigheid, liefde, rechtvaardigheid en genade van de oudere Jesaja. Hij geloofde ook, met Jeremia, dat Jahweh de God van alle naties geworden was. Hij predikte deze theorieën over het wezen van God met zo’n treffend effect, dat hij evenveel bekeerlingen maakte onder de Joden als onder hun overweldigers. Bovendien stelde deze jonge prediker zijn leringen op schrift, leringen die de vijandige en niet vergevensgezinde priesters trachtten los maken van alle verband met zijn persoon, ofschoon zij uit louter respect voor hun schoonheid en grootsheid werden opgenomen in de geschriften van de eerdere Jesaja. En zo zijn de geschriften van deze tweede Jesaja te vinden in het Bijbelboek van die naam, waar zij de hoofdstukken veertig tot en met vijfenvijftig vormen.

97:7.5

Van Machiventa tot de tijd van Jezus heeft geen enkele profeet of religieuze leraar het hoge begrip van God bereikt dat Jesaja de tweede gedurende deze tijden van de ballingschap verkondigde. Het was geen kleine, antropomorfe, door de mens gemaakte God die door deze geestelijke leider werd verkondigd. ‘Zie, Hij strooit de eilanden uit als dun stof.’ ‘Want zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn Mijn wegen hoger dan uw wegen en Mijn gedachten dan uw gedachten.’

97:7.6

Eindelijk aanschouwde Machiventa Melchizedek menselijke leraren die aan stervelingen een werkelijke God verkondigden. Evenals de eerste Jesaja, predikte deze leider een God die een universeel schepper is en zijn schepping in stand houdt. ‘Ik heb de aarde gemaakt en de mens daarop geschapen. Ik heb ze niet geschapen tot een baaierd; Ik heb ze ter bewoning geformeerd.’ ‘Ik ben de eerste en Ik ben de laatste en buiten Mij is er geen God.’ Sprekende voor de Here God van Israel, zei deze nieuwe profeet: ‘De hemel moge als rook verdwijnen en de aarde moge oud worden, maar Mijn rechtvaardigheid zal eeuwig duren en Mijn heil van geslacht tot geslacht.’ ‘Vrees niet, want Ik ben met u; wees niet ontsteld, want Ik ben uw God.’ ‘Er is geen God behalve Ik—een rechtvaardig God en Heiland.’

97:7.7

En het bemoedigde de Joodse ballingen, zoals het sindsdien vele duizenden bemoedigd heeft, om woorden te horen als deze: ‘Zo zegt de Here, “Ik heb u geschapen, Ik heb u verlost, Ik heb u bij uw naam geroepen, gij zijt Mijn.”’ ‘Wanneer gij door het water trekt, ben Ik met u omdat gij kostbaar zijt in Mijn ogen.’ ‘Kan ook een vrouw haar zuigeling vergeten, dat zij zich niet ontfermen zou over haar zoon? Ja, zij kan hem vergeten, maar toch vergeet Ik mijn kinderen niet, want zie, Ik heb hen in Mijn handpalmen gegrift en met de schaduw van Mijn handen heb ik hen zelfs bedekt.’ ‘De goddeloze verlate zijn weg en de ongerechtige man zijn gedachten en hij bekere zich tot de Heer, dan zal Hij zich over hem ontfermen, en tot onze God, want Hij vergeeft overvloedig.’

97:7.8

Luistert opnieuw naar het evangelie van deze nieuwe openbaring van de God van Salem: ‘Hij zal als een herder Zijn kudde weiden, in Zijn arm de lammeren vergaderen en ze in Zijn schoot dragen. Hij geeft de moede kracht en de machteloze vermeerdert Hij sterkte. Wie de Here verwachten putten nieuwe kracht; zij varen op met vleugelen als arenden; zij lopen maar worden niet moede; zij wandelen, maar worden niet mat.’

97:7.9

Deze Jesaja voerde alom propaganda voor het evangelie van de zich uitbreidende voorstelling van een allerhoogste Jahweh. Hij wedijverde met Mozes in de welsprekendheid waarmee hij de Here God van Israel afschilderde als de Universele Schepper. Hij was poëtisch in zijn uitbeelding van de oneindige eigenschappen van de Universele Vader. Schonere uitspraken over de hemelse Vader zijn nimmer gedaan. Evenals de Psalmen behoren de geschriften van Jesaja tot de verhevenste en waarachtigste verwoordingen van de geestelijke voorstelling van God die stervelingen vóór de komst van Michael op Urantia te horen hebben gekregen. Luistert naar zijn uitbeelding van de Godheid: ‘Ik ben de hoge en verhevene die in de eeuwigheid woont.’ ‘Ik ben de eerste en de laatste, en buiten Mij is er geen God.’ ‘Zie, de hand des Heren is niet te kort om te verlossen, en Zijn oor niet te onmachtig om te horen.’ En het was een nieuwe leer voor de Joden toen deze minzame maar imposante profeet volhardde in de prediking van de goddelijke standvastigheid, God’s getrouwheid. Hij verklaarde dat ‘God niet zou vergeten, niet zou verzaken.’

97:7.10

Deze vermetele leraar verkondigde dat de mens zeer nauw verbonden was met God, en zei: ‘Iedereen die naar Mijn naam genoemd is, heb Ik geschapen tot Mijn eer, en zij zullen Mijn lof verkondigen. Ik, ja Ik, ben het die hun overtredingen uitdelgt om Mijnentwil, en Ik gedenk hun zonden niet.’

97:7.11

Hoort hoe deze grote Hebreeër het beeld van een nationale God afbreekt, terwijl hij in heerlijkheid de goddelijkheid van de Universele Vader verkondigt, van wie hij zegt: ‘De hemel is Mijn troon en de aarde de voetbank Mijner voeten.’ En Jesaja’s God was niettemin heilig, majesteitelijk, rechtvaardig en onnaspeurlijk. De voorstelling van de boze, wraakzuchtige en jaloerse Jahweh van de Bedouïnen uit de woestijn is bijna verdwenen. Een nieuwe voorstelling van de allerhoogste, universele Jahweh is in het denken van stervelingen opgekomen en zal nooit meer door mensen uit het oog worden verloren. Het besef van de goddelijke gerechtigheid is begonnen de primitieve magie en biologische vrees te niet te doen. Eindelijk wordt de mens in kennis gebracht met een universum van wetten en orde en met een universele God met betrouwbare, finale eigenschappen.

97:7.12

En deze prediker van een hemelse God verkondigde deze God van liefde zonder ophouden. ‘In den hoge en in het heilige woon Ik en bij de berouwvolle en nederige van geest.’ En nog meer woorden van troost sprak deze grote leraar tot zijn tijdgenoten: ‘En de Here zal u voortdurend leiden en uw ziel verzadigen. Gij zult zijn als een besproeide hof en als een bron waarvan het water niet teleurstelt. En wanneer de vijand als een stroom zal binnenkomen, zal de geest van de Here de bannier tegen hem oprichten.’ En wederom straalden het vreesdodende evangelie van Melchziedek en de vertrouwenscheppende religie van Salem tot zegen der mensheid.

97:7.13

De vèrziende, moedige Jesaja verduisterde in feite de nationalistische Jahweh door zijn verheven afschildering van de majesteit en universele almacht van de allerhoogste Jahweh, de God van liefde, regeerder van het universum en liefhebbende Vader van het gehele mensdom. Sinds die veelbewogen dagen heeft het hoogste Godsbegrip in het Westen altijd universele gerechtigheid, goddelijke barmhartigheid en eeuwige rechtvaardigheid omvat. In luisterrijke taal en met onvergelijkelijke gratie portretteerde deze grote leraar de almachtige Schepper als de liefhebbende Vader van allen.

97:7.14

Deze profeet van de ballingschap predikte tot zijn volk en tot mensen van vele naties terwijl zij bij de rivier in Babylon naar hem luisterden. En deze tweede Jesaja getroostte zich veel moeite om de vele verkeerde, raciaal-egoïstische ideeën over de missie van de beloofde Messias tegen te gaan. In deze poging slaagde hij echter niet geheel. Indien de priesters zich niet hadden gewijd aan het werk van het opbouwen van een verkeerd opgevat nationalisme, dan zouden de leringen van de twee Jesaja’s de weg hebben geëffend voor de erkenning en aanvaarding van de beloofde Messias.


◄ 97:6
 
97:8 ►