TOEN Filippus de Meester er deze donderdagmiddag aan herinnerde dat het Pascha naderde en informeerde naar zijn plannen om dit te vieren, dacht hij aan de avondmaaltijd van het Pascha, die op de volgende dag, vrijdag, ’s avonds gehouden moest worden. Het was de gewoonte om met de voorbereidingen voor het vieren van het Pascha, niet later dan op het middaguur van de voorafgaande dag te beginnen. En omdat de Joden rekenden dat de dag bij zonsondergang begon, betekende dit dat de avondmaaltijd die bij het Pascha van zaterdag hoorde, op vrijdagavond gehouden moest worden, en wel voor het middernachtelijk uur.
De apostelen begrepen er daarom ook niets van toen Jezus aankondigde dat ze het Pascha een dag eerder zouden vieren. Zij dachten, althans enkelen van hen, dat hij wist dat hij gearresteerd zou worden vóór de Paasmaaltijd op vrijdagavond en dat hij hen daarom op deze donderdagavond bijeen liet komen voor een speciaal avondmaal. Anderen dachten dat dit alleen een speciale gelegenheid was die aan de normale viering van het Pascha vooraf zou gaan.
De apostelen wisten dat Jezus bij andere gelegenheden het Pascha zonder het lam had gevierd: zij wisten dat hij niet persoonlijk deelnam aan offerdiensten van de Joodse ritus. Hij had vele malen als gast meegegeten van het Paaslam, maar wanneer hij zelf de gastheer was, kwam er geen lam op tafel. De apostelen zouden niet erg verbaasd zijn geweest indien ze zouden zien dat zelfs op de avond van het Pascha het lam was weggelaten, en daar dit avondmaal een dag eerder werd gegeven vonden ze het niets bijzonders dat het ontbrak.
Nadat ze door de vader en moeder van Johannes Marcus welkom waren geheten, gingen de apostelen direct naar de bovenzaal, terwijl Jezus nog even achterbleef om met de familie Marcus te praten.
Er was van te voren afgesproken dat de Meester deze feestelijke gelegenheid alleen met zijn apostelen zou vieren, daarom was er niet voor tafeldienaren gezorgd.