◄ 179:0
Verhandeling 179
179:2 ►

Het laatste avondmaal

1. Het verlangen naar voorrang

179:1.1

Toen Johannes Marcus de apostelen was voorgegaan naar boven, zagen zij een grote, gerieflijke kamer die geheel in gereedheid was gebracht voor het avondmaal, en ook zagen zij dat het brood, de wijn, het water, en de kruiden alle klaar stonden op het ene uiteinde van de tafel. Om deze lange tafel stonden dertien ligbanken, behalve aan de zijde waarop het brood en de wijn stonden, precies zoals een welgestelde Joodse familie dit voor de viering van het Pascha zou doen.

179:1.2

Toen de twaalf apostelen deze bovenzaal binnenkwamen, zagen zij, vlak naast de deur, de waterkruiken, kommen en handdoeken voor het wassen van hun stoffige voeten; en daar er geen bediende voorhanden was om deze dienst te verrichten, begonnen de apostelen, zodra Johannes Marcus hen alleen had gelaten, elkaar aan te zien en ieder begon bij zichzelf te denken, wie zal onze voeten wassen? En ieder dacht eveneens dat het niet hijzelf zou zijn, die door dit te doen de dienaar der anderen zou lijken te zijn.

179:1.3

Terwijl zij daar zo stonden en bij zichzelf overlegden, overzagen zij de tafelschikking, waarbij ze opmerkten dat de ligbank van de gastheer hoger was, dat er een ligbank rechts daarvan stond en dat de elf andere rond de tafel gerangschikt waren, met de laatste tegenover deze tweede ereplaats ter rechterzijde van de gastheer.

179:1.4

Zij verwachtten de Meester ieder moment, maar waren in onzekerheid of zij direct plaats moesten nemen of zijn binnenkomst moesten afwachten en het aan hem moesten overlaten om hun hun plaatsen aan te wijzen. Terwijl ze nog aarzelden, ging Judas naar de ereplaats ter linkerzijde van de gastheer en gaf te kennen dat hij daar als de voornaamste gast zou gaan aanliggen. Deze handeling van Judas gaf onmiddellijk aanleiding tot een verhitte discussie onder de andere apostelen. Judas had de ereplaats nog niet ingenomen, of Johannes Zebedeüs legde beslag op de tweede ereplaats, die ter rechterzijde van de gastheer. Simon Petrus was zo woedend, dat Judas en Johannes zich deze voorkeursplaatsen aanmatigden, dat hij, terwijl de andere boze apostelen toekeken, helemaal om de tafel heenliep en plaats nam op de laagste bank, het einde der tafelschikking, recht tegenover de plaats die Johannes Zebedeüs had gekozen. Aangezien anderen de hoogste plaatsen hadden bezet, bedacht Petrus de laagste te kiezen, en hij deed dit niet enkel als protest tegen de onbetamelijke hoogmoed van zijn broeders, maar ook in de hoop dat wanneer Jezus zou binnenkomen en hem op de nederigste plaats zou zien, hij hem zou vragen naar een hogere plaats te komen en zodoende iemand die zich had aangematigd zichzelf eer te bewijzen, van zijn plaats zou verwijderen.

179:1.5

Nu de hoogste en laagste plaatsen waren ingenomen, kozen de overige apostelen ook hun plaats, sommigen dichtbij Judas en anderen dichtbij Petrus, totdat allen gezeten waren. Zij zaten op deze ligbanken rond de U-vormige tafel in deze volgorde: ter rechterzijde van de Meester, Johannes; ter linkerzijde, Judas, Simon Zelotes, Matteüs, Jakobus Zebedeüs, Andreas, de tweelingzonen van Alfeüs, Filippus, Natanael, Tomas en Simon Petrus.

179:1.6

Zij zijn bijeengekomen om, althans in de geest, een instelling te vieren die nog van vóór Mozes stamde en verwees naar de tijd dat hun voorvaderen slaven waren in Egypte. Dit avondmaal is hun laatste samenzijn met Jezus, en zelfs nu, bij zulk een plechtige gelegenheid, worden de apostelen, met Judas voorop, er opnieuw toe gebracht om toe te geven aan hun oude voorliefde voor eer, voorrang en persoonlijke verheffing.

179:1.7

Ze waren nog steeds bezig elkaar boze verwijten te maken toen de Meester in de deuropening verscheen, waar hij een ogenblik bleef aarzelen terwijl zich op zijn gelaat langzaam teleurstelling aftekende. Zonder commentaar ging hij naar zijn plaats en bracht geen wijziging aan in hun tafelschikking.

179:1.8

Ze waren nu gereed om met het avondmaal te beginnen, behalve dat hun voeten nog steeds niet gewassen waren, en ze waren in een allesbehalve prettige stemming. Toen de Meester binnenkwam, waren ze nog steeds bezig niet erg complimenteuze aanmerkingen op elkaar te maken, om maar niets te zeggen van de gedachten van sommigen die hun emoties voldoende in bedwang hadden om zich ervan te kunnen weerhouden hun gevoelens openlijk te uiten.


◄ 179:0
 
179:2 ►