◄ 179:1
Verhandeling 179
179:3 ►

Het laatste avondmaal

2. Het avondmaal begint

179:2.1

Toen de Meester naar zijn plaats was gegaan werd er gedurende enkele ogenblikken geen woord gesproken. Jezus zag hen allen aan en zei, terwijl hij de spanning met een glimlach verbrak: ‘Ik heb er zeer naar verlangd deze Paasmaaltijd samen met jullie te gebruiken. Ik wilde nog eenmaal met jullie eten vóór mijn lijden, en beseffend dat mijn uur gekomen is, heb ik het zo geregeld dat wij vanavond samen deze maaltijd zullen gebruiken, want wat de dag van morgen betreft zijn wij allen in de hand van de Vader, en ik ben gekomen om zijn wil te volbrengen. Ik zal niet weer samen met jullie eten, totdat jullie met mij zullen aanzitten in het koninkrijk dat mijn Vader mij zal geven wanneer ik datgene heb volbracht waarvoor ik in de wereld ben gekomen.’

179:2.2

Toen de wijn en het water gemengd waren, brachten zij Jezus de beker en nadat hij deze uit handen van Taddeüs had ontvangen, hield hij hem omvat terwijl hij een dankzegging uitsprak. En toen hij deze dankzegging had beëindigd, zei hij: ‘Neem deze drinkbeker, drink allen daaruit en besef, wanneer je eruit drinkt, dat ik niet weer samen met jullie van de vrucht van de wijnstok zal drinken, want dit is ons laatste avondmaal. Wanneer wij weer zo samen zullen aanzitten, zal het zijn in het koninkrijk dat komen zal.’

179:2.3

Jezus begon zo tot zijn apostelen te spreken omdat hij wist dat zijn uur was gekomen. Hij begreep dat de tijd was aangebroken dat hij naar de Vader moest terugkeren, en dat zijn werk op aarde bijna ten einde was. De Meester wist dat hij de liefde van de Vader op aarde had geopenbaard en zijn barmhartigheid aan de mensheid had getoond en dat hij alles ten einde had gebracht waarvoor hij in de wereld was gekomen, ja zelfs dat hij alle macht en gezag in de hemel en op aarde had ontvangen. Hij wist eveneens dat Judas Iskariot nu vastbesloten was hem die nacht in de handen van zijn vijanden over te leveren. Hij besefte ten volle dat dit trouweloze verraad het werk van Judas was, maar dat ook Lucifer, Satan, en Caligastia, de vorst der duisternis, er behagen in schepten. Maar hij vreesde niemand van degenen die zijn geestelijke val trachtten te bewerken, en nog minder hen die zijn lichamelijke dood trachtten te bewerkstelligen. De Meester was slechts over één ding bezorgd, de veiligheid en redding van zijn uitverkoren volgelingen. Daarom maakte de Meester zich nu gereed om, in het volle besef dat de Vader alle dingen onder zijn gezag had geplaatst, de parabel van de broederlijke liefde op te voeren.


◄ 179:1
 
179:3 ►