HET is een welsprekend getuigenis van de bekoring en de rechtschapenheid van het aardse leven van Jezus dat, hoewel hij de verwachtingen van zijn apostelen herhaaldelijk de bodem insloeg en niets heel liet van enig eerzuchtig streven naar persoonlijke verheffing, slechts één hem heeft verlaten.
De apostelen leerden van Jezus over het koninkrijk des hemels, en Jezus leerde veel van hen over het koninkrijk der mensen, de natuur van de mens zoals deze leeft op Urantia en op de andere evolutionaire werelden in tijd en ruimte. Deze twaalf mannen vertegenwoordigden vele verschillende typen menselijk temperament, en zij waren niet eender geworden door hun scholing. Velen van deze Galilese vissers stroomde veel niet-Joods bloed door de aderen tengevolge van de gewelddadige bekering van de heidense bevolking van Galilea honderd jaar tevoren.
Ge moet niet de vergissing begaan dat ge de apostelen als volkomen onwetend en onontwikkeld beschouwt. Met uitzondering van de tweelingbroers Alfeüs hadden zij allen de synagogescholen doorlopen, waar zij grondig waren opgeleid in de Hebreeuwse geschriften en in veel van de gangbare kennis van die tijd. Zeven van hen hadden de synagogescholen in Kafarnaüm afgelopen, en betere Joodse scholen waren er in heel Galilea niet.
Als in uw geschriften over deze boodschappers van het koninkrijk gesproken wordt als ‘onwetenden en onontwikkelden,’ was dit om het idee over te brengen dat ze leken waren, niet onderricht in de traditionele kennis van de rabbijnen en niet opgeleid in de methoden van de rabbijnse interpretatie van de Schrift. Het ontbrak hun aan zogenaamd hoger onderwijs. In de moderne tijd zouden ze zeker als onontwikkeld worden beschouwd, en in bepaalde kringen van de samenleving zelfs als onbeschaafd. Eén ding staat vast: ze hadden niet allemaal hetzelfde starre, stereotiepe leerplan hoeven volgen. Na hun jonge jaren hadden ze ieder voor zich uit ervaring geleerd hoe ze moesten leven.