◄ 139:4
Verhandeling 139
139:6 ►

De twaalf Apostelen

5. Filippus de weetgierige

139:5.1

Filippus was de vijfde die tot apostel gekozen werd, daartoe geroepen toen Jezus en zijn eerste vier apostelen onderweg waren van de verzamelplaats van Johannes bij de Jordaan naar Kana in Galilea. Daar Filippus in Betsaïda woonde, had hij al enige tijd over Jezus horen spreken, doch het was niet bij hem opgekomen dat Jezus werkelijk een groot man was tot die dag in de vallei van de Jordaan toen Jezus zei: ‘Volg mij.’ Filippus was ook enigermate beïnvloed door het feit dat Andreas, Petrus, Jakobus, en Johannes, Jezus hadden aanvaard als de Verlosser.

139:5.2

Filippus was zevenentwintig jaar toen hij zich bij de apostelen aansloot; kort daarvoor was hij getrouwd, maar kinderen had hij nog niet. De bijnaam die de apostelen hem hadden gegeven betekende ‘weetgierigheid’. Filippus wilde altijd dat iets hem aangetoond werd. Hij leek nooit een erg diep inzicht te hebben in enige kwestie. Hij was niet zozeer onintelligent, maar het ontbrak hem aan verbeeldingskracht. Dit gebrek aan verbeeldingskracht was de grote zwakheid in zijn karakter. Hij was een alledaags, nuchter mens.

139:5.3

Toen de apostelen zich organiseerden en ieder een speciale taak kreeg toegewezen, werd Filippus tot hofmeester aangesteld: het was zijn taak te zorgen dat zij altijd voldoende proviand hadden. En hij was een goede hofmeester. Zijn sterkste karaktertrek was zijn methodische grondigheid; hij was precies en systematisch.

139:5.4

Filippus kwam uit een gezin van zeven kinderen, drie jongens en vier meisjes. Hij was op één na de oudste, en na de opstanding doopte hij zijn gehele familie bij hun intrede in het koninkrijk. De verwanten van Filippus waren vissers. Zijn vader was een zeer bekwaam man die diep nadacht, maar zijn moeder kwam uit een zeer middelmatige familie. Filippus was niet een man van wie men grote dingen kon verwachten, maar hij was iemand die gewone dingen op grootse wijze kon doen, goed en op bevredigende wijze. Slechts enkele malen in die vier jaar slaagde hij er niet in voldoende voedsel voorhanden te hebben om in aller behoeften te voorzien. Zelden was hij onvoorbereid, zelfs op de vele onverwachte eisen die met het leven zoals zij dit leidden, gepaard gingen. De intendance-afdeling van de apostolische familie werd intelligent en doelmatig bestuurd.

139:5.5

De sterke kant van Filippus was zijn methodische betrouwbaarheid; de zwakke kant van zijn natuur was zijn volslagen gebrek aan verbeeldingskracht, de afwezigheid van het vermogen om twee en twee samen te voegen om vier te krijgen. In het abstracte kon hij goed rekenen, maar hij had geen constructieve fantasie. Bepaalde vormen van voorstellingsvermogen ontbraken hem bijna geheel. Hij was het type van een alledaags, gewoon, doorsnee mens. Er waren zeer velen van zulke mannen en vrouwen onder de menigten, die naar het onderricht en de prediking van Jezus kwamen luisteren, en zij werden zeer bemoedigd als zij zagen dat iemand zoals zijzelf tot zulk een eervolle positie onder de raadslieden van de Meester was verheven: zij schepten moed uit het feit dat iemand zoals zijzelf reeds een hoge positie in de aangelegenheden van het koninkrijk had verworven. En Jezus leerde veel aangaande de wijze waarop sommige mensen denken terwijl hij zo geduldig luisterde naar de dwaze vragen van Filippus, en zo dikwijls gehoor gaf aan het verzoek van zijn hofmeester om het hem ‘te laten zien’.

139:5.6

De eigenschap van Jezus die Filippus speciaal en voortdurend bewonderde, was zijn onuitputtelijke generositeit. Nooit vond Filippus iets in Jezus dat benepen, vrekkig of inhalig was, en hij had een diepe verering voor deze steeds aanwezige en onuitputtelijke vrijgevig heid.

139:5.7

De persoonlijkheid van Filippus was weinig indrukwekkend. Dikwijls werd over hem gesproken als ‘Filippus uit Betsaïda, de stad waar Andreas en Petrus wonen.’ Een oplettende blik ontbrak hem bijna geheel: hij was niet in staat de dramatische mogelijkheden van een situatie aan te grijpen. Hij was geen pessimist: hij was eenvoudigweg prozaïsch. Hij miste ook in sterke mate geestelijk inzicht. Vaak aarzelde hij niet om de Meester midden in een van zijn meest diepgaande verhandelingen te onderbreken, om een ogenschijnlijk dwaze vraag te stellen. Jezus berispte hem echter nooit voor zo’n onbedachtzaamheid; hij had geduld met hem en hield er rekening mee dat hij niet in staat was de diepere betekenis van het onderricht te begrijpen. Jezus besefte terdege dat als hij Filippus één keer zou berispen om het stellen van deze hinderlijke vragen, hij niet alleen deze man die het eerlijk meende, in zijn ziel zou kwetsen, maar ook dat zo’n berisping Filippus zoveel pijn zou doen, dat hij nooit meer de moed zou hebben om vragen te stellen. Jezus wist dat er op zijn werelden in de ruimte talloze miljarden van dergelijke traagdenkende stervelingen bestonden, en hij wilde die allen aanmoedigen om op hem te vertrouwen en steeds de vrijmoedigheid te hebben met hun vragen en problemen tot hem te komen. Per slot van rekening stelde Jezus echt meer belang in de dwaze vragen van Filippus, dan in de prediking waarmee hij op dat moment eventueel bezig was. Boven alles stelde Jezus belang in mensen, mensen van allerlei aard.

139:5.8

De apostolische hofmeester was geen goed redenaar, doch in het persoonlijke werk was hij zeer overtuigend en had hij goede resultaten. Hij werd niet licht ontmoedigd: hij was een ploeteraar en hield hardnekkig vol in alles wat hij ondernam. Hij had de grote, zeldzame gave om te zeggen: ‘Kom.’ Toen Natanaël, zijn eerste bekeerling, met hem wilde argumenteren over de verdiensten en tekortkomingen van Jezus van Nazaret, was het doeltreffende antwoord van Filippus: ‘Kom maar kijken.’ Hij was geen dogmatische prediker die zijn toehoorders aanspoorde met ‘Ga’—doe dit en doe dat. Hij trad alle situaties die zich in zijn werk voordeden tegemoet met ‘Kom’—’kom met mij mee, ik zal u de weg wijzen.’ En dat is in alle vormen en aspecten van het onderricht steeds de meest doeltreffende methode. Zelfs ouders kunnen van Filippus leren dat het beter is niet tegen hun kinderen te zeggen ‘Ga dit doen of ga dat doen,’ doch liever ‘Kom met ons mee en wij zullen je de betere weg laten zien en die samen met je bewandelen.’

139:5.9

Het onvermogen van Filippus om zich aan een nieuwe situatie aan te passen, bleek zeer duidelijk toen er in Jeruzalem Grieken op hem toe kwamen die zeiden: ‘Heer, wij zouden Jezus graag willen ontmoeten.’ Tegen iedere Jood die dit gevraagd zou hebben zou het antwoord van Filippus geweest zijn, ‘Kom’. Deze mannen echter waren buitenlanders, en Filippus kon zich niet herinneren van zijn meerderen instructies gekregen te hebben ten aanzien van zulke zaken, dus daarom was het enige dat hij kon bedenken dat hij moest overleggen met de chef, Andreas, waarop zij beiden de weetgierige Grieken naar Jezus brachten. En toen hij naar Samaria ging om te prediken en de gelovigen te dopen, zoals de Meester hem gezegd had, weerhield hij zich om dezelfde reden ervan zijn bekeerlingen de handen op te leggen ten teken dat zij de Geest van Waarheid hadden ontvangen. Dit werd later gedaan door Petrus en Johannes, die kort daarna uit naam van de moederkerk uit Jeruzalem waren gekomen om het werk van Filippus in ogenschouw te nemen.

139:5.10

Filippus kwam door de moeilijke tijd van de dood van de Meester heen, nam deel aan de reorganisatie van de twaalf, en was de eerste die uittrok om buiten de onmiddellijk Joodse gelederen zielen te winnen voor het koninkrijk, waarbij hij zeer veel resultaat had in zijn werk voor de Samaritanen en ook in al zijn latere arbeid ten behoeve van het evangelie.

139:5.11

De vrouw van Filippus, die een efficiënt lid was van het vrouwenkorps, raakte actief betrokken in het evangelisatiewerk van haar echtgenoot nadat zij uit Jeruzalem waren gevlucht vanwege de vervolgingen. Zijn vrouw kende geen vrees. Zij stond aan de voet van het kruis van Filippus om hem aan te moedigen de blijde boodschap zelfs aan zijn moordenaars te verkondigen, en toen zijn krachten het begaven, begon zij te verhalen van de verlossing door het geloof in Jezus, en werd pas tot zwijgen gebracht toen de woedende Joden op haar aanstormden en haar stenigden. Hun oudste dochter, Leah, zette hun arbeid voort en werd later de vermaarde profetes van Hiërapolis.

139:5.12

Filippus, eens de hofmeester van de twaalf, was een machtig man in het koninkrijk en won zielen waar hij maar kwam; ten slotte werd hij gekruisigd vanwege van zijn geloof, en begraven te Hiërapolis.


◄ 139:4
 
139:6 ►