◄ 139:7
Verhandeling 139
139:9 ►

De twaalf Apostelen

8. Tomas Didymus

139:8.1

Tomas was de achtste apostel, gekozen door Filippus. In latere tijden is hij bekend geworden als ‘Tomas de twijfelaar’, maar zijn mede-apostelen beschouwden hem helemaal niet als een chronische twijfelaar. Weliswaar was hij in zijn denken logisch en sceptisch, maar hij bezat een zekere onvervaarde loyaliteit, die degenen die hem zeer goed kenden, verbood hem als een lichtzinnige scepticus te beschouwen.

139:8.2

Toen Tomas zich bij de apostelen aansloot, was hij negenentwintig jaar, getrouwd, en had vier kinderen. Eerst was hij timmerman en metselaar geweest, maar sinds kort was hij visser geworden; hij woonde in Tarichea, op de westelijke oever van de Jordaan waar deze uitmondt in het meer van Galilea, en hij werd als de meest vooraanstaande inwoner van dit kleine dorp beschouwd. Hij had weinig onderwijs genoten, doch hij had een scherp, logisch denkend verstand; hij was de zoon van uitmuntende ouders die in Tiberias woonden. Tomas was de enige van de apostelen die echt analytisch kon denken; in de groep der apostelen was hij degene die werkelijk een wetenschappelijke aanleg had.

139:8.3

Tomas had thuis een niet erg gelukkige jeugd gehad; het huwelijk van zijn ouders was niet in alle opzichten gelukkig, en dit weerspiegelde zich in de ervaring van Tomas als volwassene. Bij het opgroeien ontwikkelde zich bij hem een zeer onaangename en twistzieke gezindheid. Zelfs zijn vrouw was blij dat hij zich bij de apostelen aansloot; de gedachte dat haar pessimistische man meestentijds niet thuis zou zijn, was een opluchting voor haar. Tomas had ook een achterdochtige trek, die het zeer moeilijk maakte de vrede met hem te bewaren. Petrus raakte in het begin geheel overstuur door Tomas en beklaagde zich bij zijn broer Andreas dat Tomas een ‘vervelende, nare, altijd achterdochtige’ man was. Maar hoe beter zijn metgezellen Tomas leerden kennen, hoe meer zij van hem gingen houden. Zij merkten dat hij buitengewoon eerlijk was en in zijn trouw deinsde hij voor niets terug. Hij was volkomen oprecht en ontegenzeggelijk waarheidlievend, maar hij was iemand die van nature altijd iets aan te merken had, en toen hij volwassen was, was hij een echte zwartkijker geworden. Zijn analytisch denken ging gebukt onder de vloek van achterdocht. Tegen de tijd dat hij zich bij de twaalf aansloot, had hij het geloof in zijn medemensen al grotendeels verloren, doch door deze stap kwam hij in contact met het edele karakter van Jezus. Deze omgang met de Meester begon onmiddellijk de gehele gemoedsgesteldheid van Tomas te transformeren en had een grote verandering in zijn mentale reacties op zijn medemensen tot gevolg.

139:8.4

De grote kracht van Tomas lag in zijn uitstekende analytische manier van denken, samen met zijn onverschrokken moed wanneer hij eenmaal een besluit had genomen. Zijn grote zwakheid school in zijn achterdochtige twijfel, die hij in zijn gehele leven in het vlees nooit volledig te boven kwam.

139:8.5

In de organisatie van de twaalf was aan Tomas het opzetten en de organisatie van het reisplan toegewezen en hij was een bekwaam leider van het werk en de gangen van het korps der apostelen. Hij kon goed leiding geven en was een uitstekend zakenman, doch hij werd gehinderd doordat hij onderhevig was aan vele stemmingen; hij kon van de ene dag op de andere een heel ander mens zijn. Hij vertoonde een neiging tot droefgeestig peinzen in de tijd dat hij zich bij de apostelen aansloot, maar de omgang met Jezus en de apostelen genas hem grotendeels van deze sombere zelfbespiegelingen.

139:8.6

Jezus had veel plezier in Tomas en voerde vele lange, persoonlijke gesprekken met hem. Zijn aanwezigheid onder de apostelen was een grote steun voor vele eerlijke twijfelaars en moedigde vele piekeraars aan om het koninkrijk binnen te gaan, ook al konden zij niet alle geestelijke en filosofische aspecten van het onderricht van Jezus doorgronden. Het feit dat Tomas tot de twaalf behoorde, gaf permanent te kennen dat Jezus zelfs oprechte twijfelaars liefhad.

139:8.7

De andere apostelen vereerden Jezus vanwege een speciale opvallende karaktertrek van zijn volkomen persoonlijkheid, doch Tomas vereerde zijn Meester vanwege diens buitengewoon evenwichtig karakter. Tomas ging steeds meer bewondering en verering voelen voor iemand die zo vol liefde en mededogen was en toch zo onbuigzaam rechtvaardig en fair; zo vastberaden maar nooit halsstarrig; zo kalm maar nooit onverschillig; zo behulpzaam en medevoelend, maar nooit bemoeiziek of dictatoriaal; zo sterk maar tegelijk zo zachtaardig; zo positief maar nimmer ruw of lomp; zo teder maar nooit weifelend; zo zuiver en argeloos en toch tegelijk zo manhaftig, stoutmoedig, en krachtig; zo waarlijk moedig maar nooit onbezonnen en roekeloos; iemand die zo van de natuur hield en toch volkomen vrij was van iedere neiging om de natuur te vereren; zo geestig en speels, doch zo vrij van lichtzinnigheid en frivoliteit. Deze onvergelijkelijke symmetrie van zijn persoonlijkheid was wat Tomas zo in hem bekoorde. Van alle twaalf apostelen had hij waarschijnlijk het diepste verstandelijke inzicht in, en waardering voor de persoonlijkheid van Jezus.

139:8.8

In de beraadslagingen van de twaalf was Tomas altijd behoedzaam en bepleitte hij een beleid van veiligheid vóór alles, doch indien zijn voorzichtige houding verworpen of overstemd werd, was hij steeds de eerste om erop uit te gaan om het plan waartoe besloten was uit te voeren. Keer op keer bleef hij zich verzetten tegen een bepaald plan als het hem onbezonnen en aanmatigend toescheen; hij kon een voorstel tot het bittere einde bestrijden, doch wanneer Andreas het in stemming bracht en de twaalf dan besloten datgene te gaan doen waartegen hij zich zo energiek had verzet, was Tomas de eerste om te zeggen" ‘Laten we gaan!’ Hij kon goed tegen zijn verlies. Hij wist van geen rancune en koesterde geen gevoelens van gekrenktheid. Steeds weer verzette hij er zich tegen dat Jezus zich aan gevaar zou blootstellen, maar wanneer de Meester toch besloot zulke risico’s te nemen, was het altijd Tomas die de apostelen op de been bracht met zijn dappere woorden: ‘Kom kameraden, laten we gaan en met hem sterven.’

139:8.9

Tomas leek in bepaalde opzichten op Filippus; hij wilde ook dat men het hem ‘liet zien’, maar de twijfels die hij onder woorden bracht, waren op geheel andere, verstandelijke overwegingen gebaseerd. Tomas was analyserend, niet alleen maar sceptisch. Wat persoonlijke fysieke moed betrof, was hij een van de dappersten van de twaalf.

139:8.10

Tomas kende enkele zeer moeilijke dagen; hij was bij tijden melancholisch en terneergeslagen. Het verlies van zijn tweelingzusje in zijn negende jaar, had hem veel verdriet in zijn jeugd gedaan, en had bijgedragen tot de problemen die later in zijn leven uit zijn temperament voortkwamen. Wanneer Tomas in een zwaarmoedige stemming raakte, was het de ene keer Natanael die hem hielp er overheen te komen, de andere keer Petrus, en niet zelden een van de tweelingzonen van Alfeüs. Wanneer hij het diepst in de put zat, trachtte hij jammer genoeg steeds het rechtstreeks contact met Jezus te ontlopen. De Meester wist hier echter alles van en had begrip en medegevoel voor zijn apostel wanneer deze zo aanneerslachtigheid leed en door twijfel werd gekweld.

139:8.11

Soms kreeg Tomas verlof van Andreas om een dag of twee alleen weg te gaan. Spoedig echter bemerkte hij dat dit niet verstandig was: hij ontdekte al gauw dat het het beste was, wanneer hij neerslachtig was, om maar zo goed mogelijk door te gaan met zijn werk en bij zijn metgezellen te blijven. Maar wat er zich in zijn gevoelsleven ook afspeelde, hij bleef een apostel. Wanneer het werkelijk tijd werd voorwaarts te gaan, was het altijd Tomas die zei: ‘Laten we gaan!’

139:8.12

Tomas is het grote voorbeeld van een mens die twijfelt, deze twijfel onder ogen ziet en overwint. Hij had een groot verstand; hij was niet een kleingeestige haarklover. Hij was een logisch denker; hij was als het ware de lakmoesproef voor Jezus en zijn mede-apostelen. Indien Jezus en zijn werk niet echt waren geweest, zou het een man als Tomas niet vanaf het begin tot het eind hebben geboeid. Hij had een scherp en onfeilbaar gevoel voor feiten. Bij het eerste blijk van bedrog of misleiding zou Tomas hen allen hebben verlaten. Wetenschapsmensen begrijpen alles wat Jezus en zijn werk op aarde aangaat misschien niet ten volle, maar er leefde en werkte met de Meester en zijn menselijke metgezellen een man, Tomas Didymus, wiens denkvermogen dat van een echte wetenschapsman was, en hij geloofde in Jezus van Nazaret.

139:8.13

Tomas maakte een tijd van beproeving door in de dagen van het proces en de kruisiging. Een tijdlang was hij diep wanhopig, doch hij vermande zich, bleef bij de apostelen, en was met hen aanwezig om Jezus aan het meer van Galilea te verwelkomen. Een tijdje bezweek hij voor zijn twijfel en neerslachtigheid, maar uiteindelijk raapte hij zijn moed weer bijeen en blies zijn geloof nieuw leven in. Na Pinksteren gaf hij wijze raad aan de apostelen en toen de vervolgingen de gelovigen verstrooiden, ging hij naar Cyprus, Kreta, de kust van Noord-Afrika, en Sicilië, waar hij de blijde boodschap van het koninkrijk predikte en hen die geloofden doopte. Tomas ging voort met prediken en dopen tot hij door de agenten van het Romeinse bestuur gevangen werd genomen en op Malta ter dood werd gebracht. Nog maar enkele weken voor zijn dood was hij begonnen het leven en de leer van Jezus op schrift te stellen.


◄ 139:7
 
139:9 ►