◄ 139:1
Verhandeling 139
139:3 ►

De twaalf Apostelen

2. Simon Petrus

139:2.1

Toen Simon Petrus zich bij de apostelen aansloot, was hij dertig jaar. Hij was getrouwd, had drie kinderen, en woonde in Betsaïda, dicht bij Kafarnaüm. Zijn broer Andreas en zijn schoonmoeder woonden bij hem in. Petrus en Andreas waren beiden vissers en compagnons van de zonen van Zebedeüs.

139:2.2

De Meester kende Simon al enige tijd voordat Andreas hem als de tweede apostel voorstelde. Toen Jezus Simon de naam Petrus gaf, glimlachte hij daarbij: hij was een beetje als bijnaam bedoeld. Simon stond bij al zijn vrienden immers bekend als een veranderlijk en impulsief mens. Wel is waar dat Jezus later een nieuw, betekenisvol belang aan deze luchtig gegeven bijnaam toevoegde.

139:2.3

Simon Petrus was een impulsief man, een optimist. In zijn jeugd had hij sterke gevoelens de vrije teugel gelaten: hij raakte voortdurend in moeilijkheden omdat hij steeds sprak zonder eerst na te denken. Dit soort onbezonnen optreden bracht ook al zijn vrienden en metgezellen telkens weer in moeilijkheden, en maakte ook dat de Meester hem vele malen mild berispte. Dat Petrus niet in nog meer moeilijkheden geraakte door zijn ondoordachte uitspraken, kwam doordat hij al heel vroeg geleerd had om veel van zijn plannen en voornemens met zijn broer Andreas te bespreken, voordat hij ze openlijk durfde voor te stellen.

139:2.4

Petrus sprak zeer gemakkelijk, welsprekend en indrukwekkend. Hij was van nature ook een inspirerend leider van mensen, iemand die snel, doch niet diep kon denken. Hij stelde vele vragen, meer dan alle apostelen samen, en hoewel deze vragen merendeels goed en terzake waren, waren vele andere ondoordacht en dwaas. Petrus’ denken ging niet erg diep, maar hij wist tamelijk goed wat er in hemzelf omging. Vandaar dat hij een man was die snel beslissingen nam en plotseling kon handelen. Terwijl de anderen in hun verbazing om Jezus op het strand te zien nog met elkaar praatten, sprong Petrus al het water in en zwom hij naar de oever om bij de Meester te komen.

139:2.5

De eigenschap die Petrus het meest in Jezus bewonderde, was zijn verheven mildheid. Petrus kreeg er nooit genoeg van om na te denken over de verdraagzaamheid van Jezus. Nimmer vergat hij de les over het vergeven van degene die tegen u zondigt, niet slechts zeven keer, maar zevenenzeventig keer. Aan deze indruk die het vergevensgezinde karakter van de Meester op hem had gemaakt, dacht hij ook veel in die donkere, ellendige dagen direct na zijn ondoordachte, onbedoelde verloochening van Jezus in de binnenhof van de hogepriester.

139:2.6

Het was bedroevend dat Simon Petrus zo wisselvallig was: hij kon plotseling van het ene uiterste in het andere vervallen. Eerst weigerde hij om Jezus zijn voeten te laten wassen en toen hij het antwoord van de Meester gehoord had, smeekte hij om helemaal gewassen te worden. Maar alles bij elkaar genomen, wist Jezus dat de fouten van Petrus slechts met zijn hoofd te maken hadden, niet met zijn hart. Hij was een van de meest onbegrijpelijke combinaties van moed en lafheid die ooit op aarde zijn voorgekomen. De grote kracht van zijn karakter school in zijn loyaliteit, zijn vriendschap. Petrus hield werkelijk en waarlijk van Jezus. En toch, ondanks deze enorm sterke toewijding, was hij zo onstandvastig en veranderlijk, dat hij door de plagerijen van een dienstmeisje zijn Heer en Meester verloochende. Petrus kon vervolging en iedere rechtstreekse aanval weerstaan, maar wanneer hij belachelijk gemaakt werd, verbleekte hij en kromp hij ineen. Hij was een dapper soldaat wanneer hij frontaal werd aangevallen, maar een van vrees ineenkrimpende lafaard wanneer hij bij verrassing in de rug werd aangevallen.

139:2.7

Petrus was de eerste van de apostelen van Jezus die zich opwierp om het werk van Filippus onder de Samaritanen en dat van Paulus onder de niet-Joden te verdedigen; later echter, toen hij in Antiochië tegenover spottende Joodse ijveraars kwam te staan, veranderde hij van mening en trok zich tijdelijk terug van de niet-Joden, waardoor hij zich ditmaal de onbevreesde veroordeling van Paulus op de hals haalde.

139:2.8

Hij was de eerste van de apostelen die van ganser harte beleed dat Jezus een menselijke en een goddelijke natuur in zich verenigde, en de eerste—op Judas na—die hem verloochende. Petrus was niet zozeer een dromer, maar het kostte hem moeite af te dalen uit de wolken van zijn vervoering en enthousiasme, waarin hij zich door zijn neiging tot het dramatische had laten meeslepen, naar de begane grond en de nuchtere wereld der werkelijkheid.

139:2.9

In het volgen van Jezus, zowel letterlijk als figuurlijk, liep hij òf aan het hoofd van de stoet òf hij sleepte zich achteraan voort—’volgend van verre.’ Maar hij was de grote prediker van de twaalf; met uitzondering van Paulus deed hij meer voor de vestiging van het koninkrijk en het uitzenden van de boodschappers van het koninkrijk naar de einden der aarde dan enig ander mens in het tijdsbestek van één generatie.

139:2.10

Na zijn onbezonnen verloocheningen van de Meester hervond hij zichzelf, en onder de meevoelende en begripvolle leiding van Andreas was hij de eerste om weer terug te keren naar de visnetten, terwijl de apostelen nog talmden en trachtten te bedenken wat er na de kruisiging diende te gebeuren. Toen hij er geheel van verzekerd was dat Jezus hem had vergeven en hij wist dat hij weer in de kudde van de Meester was opgenomen, brandde het vuur van het koninkrijk met zo’n gloed in zijn ziel, dat hij een groot, reddend lichtbaken werd voor duizenden die in duisternis wandelden.

139:2.11

Nadat Petrus Jeruzalem had verlaten en nog voordat Paulus de toonaangevende leider van de niet-Joodse Christelijke kerken was geworden, maakte hij vele, verre reizen, waarbij hij alle kerken bezocht, van Babylon tot Korinte toe. Hij bezocht en diende zelfs vele kerken die door Paulus waren gesticht. Hoewel Petrus en Paulus veel verschilden in temperament en opleiding, en zelfs in hun theologische opvattingen, werkten zij in latere jaren harmonisch samen ten behoeve van de opbouw van de kerken.

139:2.12

Iets van de stijl en het onderricht van Petrus vindt men terug in de predikingen die gedeeltelijk door Lucas en in het Evangelie van Marcus zijn opgetekend. Zijn kernachtige stijl komt nog beter tot zijn recht in de brief die bekend staat als de Eerste Brief van Petrus; dit was althans het geval voordat deze later gewijzigd werd door een discipel van Paulus.

139:2.13

Petrus volhardde echter in de fout dat hij trachtte de Joden ervan te overtuigen dat Jezus per slot van rekening toch de werkelijke, ware Joodse Messias was. Tot aan de dag van zijn dood bleef er verwarring heersen in zijn denken ten aanzien van de voorstellingen van Jezus als de Joodse Messias, van Christus als de verlosser der wereld, en van de Zoon des Mensen als de openbaring van God, de liefhebbende Vader der ganse mensheid.

139:2.14

De echtgenote van Petrus was een zeer bekwame vrouw. Jarenlang deed zij welkome arbeid als lid van het vrouwenkorps, en toen Petrus uit Jeruzalem werd verdreven, vergezelde zij hem op al zijn reizen naar de kerken, alsmede op al zijn zendingstochten. En op de dag dat haar vermaarde echtgenoot stierf, werd zij in de arena van Rome voor de wilde dieren geworpen.

139:2.15

Zo trok deze man, Petrus, die in zulk nauw contact met Jezus had gestaan en tot de kring van diens vertrouwelingen had behoord, er vanuit Jeruzalem op uit om met kracht en glorie de blijde boodschap van het koninkrijk te verkondigen, totdat zijn dienst was volbracht; en hij achtte zich hogelijk geëerd toen zijn overweldigers hem mededeelden dat hij moest sterven zoals zijn Meester was gestorven—aan het kruis. En aldus werd Simon Petrus in Rome gekruisigd.


◄ 139:1
 
139:3 ►