DE evolutionaire mens vindt het moeilijk de betekenis van kwaad, dwaling, zonde en ongerechtigheid geheel te begrijpen, en te vatten wat er met deze termen wordt bedoeld. De mens komt slechts langzaam tot het inzicht dat contrasterende volmaaktheid en onvolmaaktheid potentieel kwaad voortbrengen; dat conflicterende waarheid en leugen verwarrende dwaling scheppen; dat de goddelijke gave van de vrije wilskeuze uitloopt in de divergerende gebieden van zonde en rechtvaardigheid; dat het aanhoudend najagen van goddelijkheid tot het koninkrijk Gods voert, in tegenstelling tot de voortdurende verwerping van goddelijkheid, die voert naar de domeinen der ongerechtigheid.
De Goden scheppen geen kwaad, noch staan zij zonde en opstand toe. Potentieel kwaad is existent-in-de-tijd in een universum dat differentiële niveaus van volmaaktheidsbetekenissen en -waarden omvat. Zonde is potentieel in alle gebieden waar onvolmaakte wezens zijn begiftigd met het vermogen te kiezen tussen goed en kwaad. Juist de conflicterende aanwezigheid van waarheid en onwaarheid, feit en leugen, vormt de potentialiteit van dwaling. Zonde bestaat uit de opzettelijke keuze van het kwaad; de moedwillige verwerping van waarheid is dwaling; het aanhoudend najagen van zonde en dwaling is ongerechtigheid.