TERWIJL het kamp bij Pella in gereedheid werd gebracht, ging Jezus heimelijk op weg naar Jeruzalem om daar het feest van de tempelvernieuwing bij te wonen, waarbij hij Natanael en Tomas meenam. Eerst toen zij de Jordaan overstaken op de doorwaadbare plaats bij Betanië, werd het de beide apostelen duidelijk dat hun Meester van plan was door te gaan naar Jeruzalem. Toen ze zagen dat hij werkelijk het voornemen had om het feest van de tempelvernieuwing bij te wonen, maakten ze zeer ernstig bezwaar daartegen, waarbij ze alle mogelijke argumenten gebruikten om hem ervan af te brengen. Maar hun inspanningen waren vergeefs, Jezus was vastbesloten naar Jeruzalem te gaan. Op al hun dringende verzoeken en waarschuwingen tegen de dwaasheid en het gevaar om zichzelf over te leveren in de handen van het Sanhedrin, antwoordde hij aldoor alleen: ‘Ik wil die leraren in Israel nogmaals de gelegenheid geven het licht te zien voordat mijn uur komt.’
En zo ging de tocht naar Jeruzalem verder; de twee apostelen bleven uiting geven aan hun vrees en twijfel ten aanzien van de wijsheid van deze ogenschijnlijk vermetele onderneming. Omstreeks half vijf bereikten zij Jericho, waar zij zich klaarmaakten om de nacht door te brengen.