◄ 164:0
Verhandeling 164
164:2 ►

Op het Feest der Tempelvernieuwing

1. Het verhaal van de barmhartige Samaritaan

164:1.1

Die avond verzamelde zich een groot aantal mensen rond Jezus en de beide apostelen om vragen te stellen waarvan vele door de apostelen werden beantwoord, terwijl andere vragen door de Meester werden besproken. In de loop van de avond zei een zekere wetgeleerde, die erop uit was Jezus in een compromitterend debat te verwikkelen: ‘Leraar, ik zou u willen vragen wat ik nu precies moet doen om het eeuwige leven te beërven?’ Jezus antwoordde: ‘Wat staat er in de wet en de profeten geschreven, wat leest ge in de Schrift?’ De wetgeleerde, die zowel het onderricht van Jezus als dat van de Farizeeën kende, antwoordde: ‘Om de Heer uw God lief te hebben met geheel uw hart, met geheel uw ziel, verstand en kracht, en uw naaste als uzelf.’ Waarop Jezus zei: ‘Ge hebt juist geantwoord, indien ge dit werkelijk doet, zal het u tot eeuwig leven brengen.’

164:1.2

Maar de wetgeleerde was niet geheel oprecht toen hij deze vraag stelde, en verlangend zichzelf te rechtvaardigen en tevens hopend Jezus in verwarring te brengen, waagde hij het nog een andere vraag te stellen. Hij ging wat dichter bij Jezus staan en zei: ‘Maar Leraar, zoudt ge mij willen zeggen wie precies mijn naaste is?’ De wetgeleerde vroeg dit in de hoop Jezus in de val te kunnen laten lopen door hem een verklaring te ontlokken die in strijd zou zijn met de Joodse wet, waarin iemands naaste werd gedefinieerd als ‘de kinderen van iemands volk.’ Alle anderen werden door de Joden beschouwd als ‘heidense honden.’ Deze wetgeleerde was enigszins bekend met het onderricht van Jezus en wist daarom heel goed dat de Meester daar anders over dacht; hij hoopte hem er op deze manier toe te brengen een uitspraak te doen die als een aanval op de heilige wet zou kunnen worden uitgelegd.

164:1.3

Jezus zag echter de beweegreden van de wetgeleerde en in plaats van in de val te lopen, begon hij zijn toehoorders een verhaal te vertellen, een verhaal dat door elk gehoor in Jericha ten volle naar waarde zou worden geschat. Jezus zei: ‘Een zekere man ging van Jeruzalem naar Jericho en viel in handen van wrede rovers die hem beroofden, van zijn kleren ontdeden en sloegen, en toen ze weggingen, hem half dood achterlieten. Toevallig kwam er al heel spoedig een priester langs diezelfde weg, en toen hij bij de gewonde man kwam en zag hoe ongelukkig deze er aan toe was, ging hij hem aan de andere kant van de weg voorbij. En een Leviet die langskwam en de man zag, ging hem eveneens aan de andere kant van de weg voorbij. Ongeveer terzelfdertijd trof een zekere Samaritaan, op reis naar Jericho, deze gewonde man aan; toen hij zag hoe hij beroofd en geslagen was, werd hij door deernis bewogen, ging naar hem toe en verbond zijn wonden, nadat hij er olie en wijn op had gedaan; daarna zette hij hem op zijn eigen lastdier en bracht hem hier naar de herberg en verzorgde hem. De volgende ochtend haalde hij geld tevoorschijn, gaf dat aan de waard en zei: “Zorg goed voor mijn vriend, en mocht ge meer kosten maken, dan zal ik u die vergoeden wanneer ik weer terug kom.” Nu zou ik u willen vragen: wie van deze drie bleek de naaste te zijn van de man die in handen van de rovers was gevallen?’ En toen de wetgeleerde bemerkte dat hij in zijn eigen valstrik gevangen was, antwoordde hij: ‘Hij die barmhartigheid aan hem betoonde.’En Jezus zei: ‘Ga dan heen en handel op dezelfde wijze.’

164:1.4

De wetgeleerde antwoordde, ‘Hij die hem barmhartigheid betoonde’, omdat hij het verfoeilijke woord Samaritaan zelfs niet over zijn lippen wilde laten komen. De wetgeleerde was gedwongen op de vraag ‘Wie is mijn naaste?’, juist het antwoord te geven dat Jezus wenste. Had Jezus zelf deze uitspraak gedaan, dan zou hij direct verwikkeld zijn geraakt in een aanklacht wegens ketterij. Jezus bracht niet alleen de onoprechte wetgeleerde in verwarring, maar ook vertelde hij zijn toehoorders een verhaal dat tegelijkertijd een schone aanmaning was aan al zijn volgelingen en een verbluffende berisping van alle Joden ten aanzien van hun houding tegenover de Samaritanen. En dit verhaal is van blijvende betekenis geweest geweest voor de bevordering van broederlijke liefde onder al degenen die later het evangelie van Jezus hebben geloofd.


◄ 164:0
 
164:2 ►