VAN 3 mei tot 3 oktober, a.d. 28, verbleven Jezus en de groep der apostelen in het huis van Zebedeüs in Betsaïda. Gedurende deze gehele periode van vijf maanden van het droge seizoen was er een enorm kamp ingericht bij de oever van het meer, dichtbij het huis van Zebedeüs dat op grote schaal was uitgebouwd om het groeiende gezelschap van Jezus te kunnen huisvesten. De steeds wisselende bevolking van dit kamp aan het meer bestond uit zoekers naar waarheid, mensen die genezing zochten, en degenen die door nieuwgierigheid gedreven werden; het totale aantal schommelde tussen vijfhonderd en vijftienhonderd. Dit tentendorp stond onder de algemene supervisie van David Zebedeüs die werd bijgestaan door de tweelingbroers Alfeüs. Het kamp was een toonbeeld van orde en hygiëne, en van goed algemeen bestuur. De zieken van verschillende soorten werden apart gehouden en stonden onder het toezicht van een gelovige arts, een Syriër, Elman geheten.
In deze periode gingen de apostelen aldoor ten minste één dag per week vissen en verkochten dan hun vangst aan David ten behoeve van de voedselvoorziening van het kamp bij het meer. Het geld dat zij op deze manier ontvingen, werd overgedragen aan de groepskas. De twaalf mochten iedere maand een week doorbrengen bij hun familie of vrienden.
Terwijl Andreas belast bleef met de algemene leiding van de activiteiten van de apostelen, was de evangelistenschool geheel aan de zorg van Petrus toevertrouwd. ’s Morgens namen alle apostelen deel aan het onderricht van groepen evangelisten, en ’s middags gaven de leraren zowel als de leerlingen onderricht aan het volk. Vijf avonden per week, na de avondmaaltijd, gaven de apostelen vraag-en-antwoord lessen ten behoeve van de evangelisten. Eens per week had Jezus de leiding bij dit vragenuur en beantwoordde dan de vragen die van de voorgaande bijeenkomsten waren overgebleven.
Verscheidene duizenden kwamen en gingen gedurende de vijf maanden dat dit kamp werd gehouden. Er bevonden zich dikwijls belangstellenden uit alle delen van het Romeinse Rijk en uit de landen ten oosten van de Eufraat onder het gehoor. Dit was de langste periode dat de Meester op een vaste plaats en in een goedgeorganiseerd verband kon onderrichten. De naaste familie van Jezus bracht het grootste deel van deze tijd door in Nazaret of Kana.
Het kamp werd niet geleid als een gemeenschap met gemeenschappelijke belangen, zoals de apostolische familie. David Zebedeüs bestuurde dit grote tentendorp als een zichzelf bekostigende onderneming, niettegenstaande het feit dat er nooit iemand werd afgewezen. Dit steeds wisselende kamp was een onontbeerlijk aspect van Petrus’ opleidingsschool voor evangelisten.