◄ 148:0
Verhandeling 148
148:2 ►

Het opleiden van evangelisten in Betsaïda

1. Een nieuwe school voor profeten

148:1.1

Petrus, Jakobus, en Andreas vormden samen het comité dat door Jezus was aangesteld om te beslissen over de toelating van degenen die zich bij de school voor evangelisten aanmeldden. Alle rassen en nationaliteiten van de Romeinse wereld en van het Oosten zover als India, waren vertegenwoordigd onder de studenten van deze nieuwe profetenschool. Deze scholing werd gegeven op de basis van leren en doen. Wat de studenten ’s morgens leerden, onderwezen zij gedurende de middag aan de mensen die bijeenkwamen aan de oever van het meer. Na de avondmaaltijd bespraken zij op informele wijze zowel wat zij ’s morgens hadden geleerd als wat zij ’s middags hadden onderricht.

148:1.2

Iedere apostolische leraar onderwees naar eigen inzicht het evangelie van het koninkrijk. Er werden geen pogingen gedaan om precies hetzelfde onderricht te geven; er was geen gestandaardiseerde of dogmatische formulering van theologische leerstellingen. Ofschoon zij allen dezelfde waarheid leerden, sprak iedere apostel over zijn eigen persoonlijke interpretatie van de leer van de Meester. En Jezus ondersteunde deze presentatie van de verscheidenheid van hun persoonlijke ervaring met de dingen van het koninkrijk, en harmoniseerde en coördineerde aldoor deze vele uiteenlopende opvattingen van het evangelie tijdens zijn wekelijkse vragenuur. Niettegenstaande deze hoge graad van persoonlijke vrijheid in zaken van onderricht, domineerde Simon Petrus wel de theologie van de school van evangelisten. Na Petrus oefende Jakobus Zebedeüs de grootste persoonlijke invloed uit.

148:1.3

De meer dan honderd evangelisten die gedurende deze vijf maanden bij het meer werden opgeleid, vormden het materiaal waaruit (behalve Abner en de apostelen van Johannes) later de zeventig leraren en predikers van het evangelie werden gekozen. De school der evangelisten had niet alles in dezelfde mate gemeen, zoals de twaalf.

148:1.4

Ofschoon deze evangelisten het evangelie onderrichtten en predikten, doopten zij de gelovigen niet totdat zij later door Jezus werden ingezegend en aangesteld als de zeventig boodschappers van het koninkrijk. Van het grote aantal personen dat tijdens de dramatische gebeurtenis bij zonsondergang in deze zelfde plaats genezen was, werden maar zeven aangetroffen onder deze leerling-evangelisten. De zoon van de edelman uit Kafarnaüm was een van degenen die in de school van Petrus werden opgeleid voor de evangeliedienst.


◄ 148:0
 
148:2 ►