DE evolutie van religie uit de voorafgaande, primitieve impuls tot verering is niet afhankelijk van openbaring. Het normale functioneren van het menselijk verstand onder de leidende invloed van de zesde en zevende bewustzijnsassistenten van de universele geest-schenking, is alleszins voldoende om deze ontwikkeling zeker te stellen.
De vroegste, prereligieuze vrees van de mens voor de krachten van de natuur werd geleidelijk religieus, naarmate de natuur in het menselijk bewustzijn verpersoonlijkt, vergeestelijkt en tenslotte vergoddelijkt raakte. Religie van een primitieve soort was derhalve een natuurlijk biologisch gevolg van de psychische inertie van het evoluerende dierlijke bewustzijn, toen dit eenmaal opvattingen van het bovennatuurlijke was gaan koesteren.