HET liep tegen zonsondergang toen Jezus en zijn metgezellen op vrijdagmiddag, 12 augustus a.d. 29, de voet van de berg Hermon bereikten, vlakbij de plek waar de jongen Tiglat eens had gewacht terwijl de Meester alleen de berg beklom om de geestelijke bestemmingen van Urantia te regelen en de Lucifer-rebellie formeel te beëindigen. Hier bleven zij twee dagen om zich geestelijk voor te bereiden op de gebeurtenissen die spoedig zouden plaatsvinden.
In algemene zin wist Jezus van tevoren wat er op de berg zou gebeuren, en het was zijn grote wens dat al zijn apostelen deze ervaring zouden kunnen delen. Het was om hen te bekwamen voor deze openbaring van zichzelf dat hij met hen aan de voet van de berg bleef wachten. Zij konden echter niet die geestelijke niveaus bereiken die zouden rechtvaardigen hen bloot te stellen aan de volle ervaring van de visitatie van de hemelse wezens die zo spoedig op aarde zouden verschijnen. En aangezien hij niet al zijn metgezellen kon meenemen, besloot hij slechts de drie apostelen mee te nemen die hem gewoonlijk bij dergelijke speciale waken vergezelden. Dienovereenkomstig maakten alleen Petrus, Jakobus en Johannes deze uitzonderlijke ervaring samen met de Meester mee, en dan nog maar ten dele.