DE onmetelijkheid van de wijdverbreide schepping van de Universele Vader gaat het eindige voorstellingsvermogen volslagen te boven; de enorme omvang van het meester-universum is duizelingwekkend zelfs voor het begrip van wezens van de orde waartoe ik behoor. Maar het sterfelijke bewustzijn kan wel veel leren aangaande het plan en de ordening van de universa; ge kunt iets te weten komen over hun fysische organisatie en hun wonderbaar bestuur; ge kunt veel te weten komen over de verschillende groepen intelligente wezens die in de zeven superuniversa in de tijd en het centrale universum in de eeuwigheid wonen.
In beginsel, dat wil zeggen, in eeuwig potentieel, stellen wij ons de materiële schepping als oneindig voor omdat de Universele Vader daadwerkelijk oneindig is, maar wanneer wij de totale materiële schepping bestuderen en observeren, weten wij dat deze op ieder gegeven ogenblik in de tijd begrensd is, ofschoon ze voor uw eindige denken betrekkelijk grenzeloos, en praktisch eindeloos is.
Op grond van onze bestudering van de fysische wetten en onze waarnemingen van de sterrengebieden, zijn wij ervan overtuigd dat de oneindige Schepper, wat kosmische uitdrukking betreft, nog niet in finaliteit manifest is, dat veel van het kosmische potentieel van de Oneindige nog in hemzelf besloten en ongeopenbaard is. Voor geschapen wezens moge het meester-universum bijna oneindig lijken, maar het is verre van voltooid; er bestaan nog steeds fysische grenzen aan de materiële schepping en de experiëntiële openbaring van het eeuwige voornemen gaat nog steeds voort.