◄ 12:4
Verhandeling 12
12:6 ►

Het Universum van Universa

5. Ruimte en tijd

12:5.1

Evenals de ruimte is de tijd een schenking van het Paradijs, echter niet in dezelfde zin, maar indirect. Tijd ontstaat krachtens beweging en doordat bewustzijn inherent bewust is van opeenvolging. Vanuit een praktisch oogpunt is beweging een essentiële voorwaarde voor tijd, maar er bestaat geen universele tijdseenheid die gebaseerd is op beweging, behalve voorzover de standaarddag van het Paradijs en Havona willekeurig als zodanig wordt aangenomen. De totaliteit van de ademhaling der ruimte doet haar plaatselijke waarde als tijdsbron teniet.

12:5.2

De ruimte is niet oneindig, ook al is haar oorsprong het Paradijs: de ruimte is niet absoluut, want zij wordt doordrongen door het Ongekwalificeerd Absolute. Wij kennen de absolute grenzen van de ruimte niet, maar wel weten wij dat het absolute van de tijd de eeuwigheid is.

12:5.3

Tijd en ruimte zijn alleen onscheidbaar in de tijd-ruimte-scheppingen, de zeven superuniversa. Niet-tijdelijke ruimte (ruimte zonder tijd) bestaat theoretisch wel, doch de enige plaats die waarlijk niet-tijdelijk is, is het Paradijs- gebied. Niet-ruimtelijke tijd (tijd zonder ruimte) bestaat in het bewustzijn dat functioneert op het Paradijs-niveau.

12:5.4

De betrekkelijk bewegingloze zones der middenruimte die het Paradijs raken en de doordrongen ruimte afscheiden van de ondoordrongen ruimte, zijn de overgangszones van de tijd naar de eeuwigheid, vandaar dat het voor de pelgrims naar het Paradijs noodzakelijk is om gedurende deze overgang het bewustzijn te verliezen, wil de overgang culmineren in het burgerschap van het Paradijs. Tijdbewuste bezoekers kunnen wel naar het Paradijs gaan zonder deze slaap, maar zij blijven schepselen van de tijd.

12:5.5

Betrekkingen tot de tijd bestaan niet zonder beweging in de ruimte, maar bewustheid van tijd wel. Opeenvolgendheid kan tijdbewust maken, zelfs wanneer er geen beweging is. Het bewustzijn van de mens is minder aan de tijd dan aan de ruimte gebonden, vanwege de inherente natuur van bewustzijn. Zelfs tijdens de dagen van het aardse leven in het vlees is de creatieve menselijke verbeelding betrekkelijk vrij van de tijd, ook al is het bewustzijn van de mens strikt aan de ruimte gebonden. Maar tijd zelf is geen genetische eigenschap van het bewustzijn.

12:5.6

Er zijn drie verschillende niveaus van tijdkennis:

12:5.7

1. door bewustzijn waargenomen tijd—bewustheid van opeenvolging, beweging en een gevoel van duur;

12:5.8

2. door geest waargenomen tijd—inzicht in beweging naar God toe en gewaarwording van opgaande beweging naar niveaus van toenemende goddelijkheid;

12:5.9

3. persoonlijkheid schept een uniek tijdsgevoel uit inzicht in de Realiteit plus een bewustheid van tegenwoordigheid en gewaarwording van duur.

12:5.10

Dieren, die niet geestelijk zijn, kennen slechts het verleden en leven in het heden. De mens, in wie een geest woont, bezit vooruitziende vermogens (inzicht): hij kan zich een beeld vormen van de toekomst. Alleen vooruitziende en progressieve zienswijzen zijn persoonlijk werkelijk. Statische ethiek en traditionele moraliteit komen maar net boven het dierlijke uit. Een stoïcijnse instelling is evenmin een hoge vorm van zelfverwerkelijking. Ethiek en moraliteit worden waarlijk menselijk wanneer ze dynamisch en progressief zijn, springlevend van universum-realiteit.

12:5.11

De menselijke persoonlijkheid is niet slechts een bijverschijnsel van gebeurtenissen in tijd en ruimte: de menselijke persoonlijkheid kan ook optreden als de kosmische oorzaak van deze gebeurtenissen.


◄ 12:4
 
12:6 ►