DE idee dat een geest kan intreden in een levenloos voorwerp, een dier of een menselijk wezen, is een zeer oud en eerbaar geloof, want het is sinds de aanvang van de evolutie der religie wijd verbreid geweest. Deze leer aangaande bezetenheid door geesten is niets meer of minder dan fetisjisme. De primitieve mens vereert niet zozeer de fetisj zelf; hij aanbidt en vereert logischerwijze de geest die er in zetelt.
Aanvankelijk geloofde men dat de geest van een fetisj de schim van een gestorven mens was; naderhand dacht men dat de hogere geesten in fetisjen woonden. En zo nam de cultus van fetisjen uiteindelijk alle primitieve ideeën over schimmen, zielen, geesten en bezetenheid door demonen in zich op.