◄ 88:0
Verhandeling 88
88:2 ►

Fetisjen, tovermiddelen en magie

1. Het geloof in fetisjen

88:1.1

De primitieve mens wilde al het buitengewone altijd tot een fetisj maken, en daarom zijn er vele door toeval ontstaan. Een mens is ziek, er gebeurt iets en hij wordt weer beter. Hetzelfde geldt voor de reputatie van vele medicijnen en de methoden om op goed geluk af ziekten te behandelen. Voorwerpen die verband hielden met dromen werden allicht tot fetisjen gemaakt. Vulkanen werden fetisjen, maar bergen niet; kometen wel, sterren echter niet. De vroege mens dacht dat vallende sterren en meteoren aanwijzingen waren van de aankomst van speciale geesten die op aarde op bezoek kwamen.

88:1.2

De eerste fetisjen waren merkwaardig getekende kiezelstenen, en sindsdien heeft de mens altijd ‘heilige stenen’ gezocht; ooit was een kralensnoer een verzameling heilige stenen, een hele batterij amuletten. Vele stammen hadden fetisj-stenen, maar slechts enkele, zoals de Kaäba en de Steen van Scone, zijn blijven bestaan. Vuur en water behoorden ook tot de vroege fetisjen, en vuuraanbidding, evenals het geloof in heilig water, bestaat nog.

88:1.3

Boomfetisjen ontwikkelden zich later, maar bij sommige stammen leidde de blijvende natuuraanbidding tot het geloof in amuletten, die door een of andere natuurgeest werden bewoond. Toen planten en vruchten fetisjen werden, werden ze als voedsel taboe. De appel behoorde tot de eerste vruchten die in deze categorie vielen, en werd door de Levantijnse volken nooit gegeten.

88:1.4

Als een dier mensenvlees at, werd het een fetisj. Op deze wijze werd de hond het heilige dier van de Parsen. Als de fetisj een dier is en de geest er permanent in huist, kan fetisjisme grenzen aan het geloof in reïncarnatie. In vele opzichten benijdden de primitieve mensen de dieren; zij voelden zich niet boven hen verheven en zij werden vaak naar hun favoriete dieren vernoemd.

88:1.5

Toen dieren fetisjen werden, vloeide daar het taboe op het eten van het vlees van het tot fetisj geworden dier uit voort. Mensapen en kleine apen werden, wegens hun gelijkenis met de mens, al vroeg fetisj-dieren; later werden ook slangen, vogels en zwijnen zo beschouwd. Ooit was de koe een fetisj, en terwijl de melk taboe was, werden de uitwerpselen hogelijk gewaardeerd. De slang werd zeer vereerd in Palestina, vooral door de Feniciërs die hem samen met de Joden als de spreekbuis van kwade geesten beschouwden. Zelfs vele mensen in de nieuwe tijd geloven in de toverkracht van reptielen. De slang is vereerd van Arabië tot in geheel India, en zelfs in de slangendans van de Moqui-stam der rode mensen.

88:1.6

Bepaalde dagen van de week waren fetisjen. Eeuwenlang is de vrijdag als een ongeluksdag beschouwd en het getal dertien als een onheilsgetal. De geluksgetallen drie en zeven kwamen voort uit latere openbaringen: vier was het geluksgetal van de primitieve mens; het stamde van de vier windstreken die al vroeg waren onderkend. Men dacht dat tellen van vee of andere bezittingen ongeluk bracht; mensen in de oudheid waren altijd tegen het houden van een census, ‘het tellen van het volk.’

88:1.7

De primitieve mens maakte geen overmatig fetisj van de seksualiteit: de voortplantingsfunctie kreeg slechts beperkte aandacht. De primitieve mens was natuurlijk aangelegd, niet obsceen of wellustig.

88:1.8

Speeksel was een machtig fetisj; duivels konden worden uitgedreven door op iemand te spuwen. Door een oudere of hogerstaande bespogen te worden was het grootste compliment. Sommige delen van het menselijk lichaam werden als mogelijke fetisjen beschouwd, vooral het haar en de nagels. Aan de langgroeiende vingernagels van de stamhoofden werd hoge waarde toegekend en de afknipsels ervan vormden een machtig fetisj. Het geloof in schedel-fetisjen is een belangrijke verklaring van het koppensnellen uit latere tijden. De navelstreng was een hooggeschat fetisj; in Afrika wordt zij zelfs heden ten dage nog zo beschouwd. Het eerste speeltuig van de mensheid was een geconserveerde navelstreng. Ingelegd met parels, zoals vaak werd gedaan, vormde hij de eerste halsketting van de mens.

88:1.9

Gebochelde en kreupele kinderen werden als fetisjen beschouwd; men geloofde dat krankzinnigen maanziek waren. De primitieve mens kon geen onderscheid maken tussen genialiteit en krankzinnigheid; idioten werden ofwel doodgeslagen, ofwel als fetisj-persoonlijkheden vereerd. Door hysterie werd het populaire geloof in hekserij steeds meer versterkt; epileptici waren dikwijls priesters en medicijnmannen. Dronkenschap werd als een vorm van bezetenheid door geesten beschouwd; wanneer een primitieve man ging boemelen, stak hij een blad in zijn haar om aan te geven dat hij de verantwoordelijkheid voor zijn daden had afgelegd. Vergiften en bedwelmende middelen werden fetisjen; zij werden geacht bezeten te zijn.

88:1.10

Vele mensen beschouwden genieën als fetisj-persoonlijkheden die door een wijze geest bezeten waren. En deze begaafde mensen leerden al spoedig hun toevlucht te nemen tot fraude en bedrog om hun eigen zelfzuchtige belangen beter te kunnen behartigen. Een fetisj-man werd als meer dan menselijk beschouwd, hij was goddelijk, zelfs onfeilbaar. Zo oefenden stamhoofden, koningen, priesters, profeten en kerkvorsten ten slotte grote macht uit en werd hun gezag onbeperkt.


◄ 88:0
 
88:2 ►