DE cultus van geesten evolueerde als tegenwicht tegen de risico’s van tegenspoed; de primitieve religieuze gebruiken van deze cultus waren een uitvloeisel van de angst voor ongeluk en de buitensporige vrees voor de doden. Deze vroege religies hadden niets te maken met erkenning van de Godheid of met eerbied voor het bovenmenselijke; de bijbehorende riten waren grotendeels negatief en bedoeld om geesten te ontwijken, te verdrijven of te bezweren. Geestenverering was niets meer of minder dan een verzekering tegen rampspoed, zij had niets te maken met investeringen ter wille van hoger gewin in de toekomst.
De mens heeft een lange, bittere strijd gestreden met de geestencultus. In de hele geschiedenis van de mensheid is er niets meelijwekkender dan dit beeld van ’s mensen rampzalige onderworpenheid aan de angst voor schimmen en geesten. Door het ontstaan van deze vrees evenwel, begon de mensheid de helling van de religieuze evolutie te bestijgen. Het schip der menselijke verbeeldingskracht heeft de kusten van het zelf verlaten en het zal pas weer een ankerplaats vinden wanneer het aanlandt bij het begrip van een ware Godheid, een werkelijke God.