◄ 68:5
Verhandeling 68
69:0 ►

De dageraad der beschaving

6. De evolutie van cultuur

68:6.1

De mens is een schepsel van het land, een kind van de natuur; hoezeer hij ook zijn best doet om zich aan het land te onttrekken, uiteindelijk zal hij daar zeker niet in slagen. ‘Stof zijt gij en tot stof zult ge wederkeren’ geldt letterlijk voor de gehele mensheid. De fundamentele worstelingen van de mens gingen, gaan en zullen altijd gaan, om land. De eerste vormen van samenwerking van de primitieve mensen hadden ten doel deze strijd om het land te winnen. De mens-land-ratio ligt ten grondslag aan alle sociale civilisatie.

68:6.2

Door vaardigheden en natuurwetenschap heeft de menselijke intelligentie de opbrengst van het land vergroot; terzelfdertijd werd de natuurlijke toename in nakomelingschap enigszins beteugeld en aldus werd voorzien in het levensonderhoud en de vrije tijd om een culturele civilisatie op te bouwen.

68:6.3

De menselijke samenleving wordt beheerst door een wet die decreteert dat de bevolkingsdichtheid recht evenredig met de landbouwvaardigheden zal variëren, en omgekeerd evenredig zal zijn met iedere gegeven levensstandaard. In deze vroege tijdperken, nog meer dan tegenwoordig, bepaalde de wet van vraag en aanbod de geschatte waarde van mens en land. In tijden dat er land—onbewoond grondgebied—in overvloed was, was de behoefte aan mensen groot en steeg de waarde van een mensenleven daarom sterk: dientengevolge was het verloren gaan van leven veel afschuwwekkender. In perioden van landschaarste en de daarmee samenhangende overbevolking, werd het leven van een mens naar verhouding minder waardevol, zodat er minder zwaar werd getild aan oorlog, hongersnood en de pest.

68:6.4

Wanneer de opbrengst van het land terugloopt of de bevolking toeneemt, begint de onvermijdelijke strijd opnieuw; de allerslechtste trekken van de menselijke aard komen dan naar boven. Verbetering van de landopbrengst, de uitbreiding van mechanische hulpmiddelen en afname van de bevolking bevorderen over het algemeen de ontwikkeling van de beste kanten van de menselijke natuur.

68:6.5

In samenlevingen in grensgebieden van de civilisatie worden de ongeschoolde kanten van het mensdom ontwikkeld; de schone kunsten, echte wetenschappelijke vooruitgang en geestelijke ontwikkeling hebben alle het best gebloeid in de grotere leefcentra, indien deze werden ondersteund door een agrarische en industriële bevolking die enigszins onder de land-mens-ratio lag. Steden vermenigvuldigen altijd de kracht ten goede en ten kwade van de bewoners.

68:6.6

De grootte van het gezin is altijd beïnvloed geweest door het levenspeil. Hoe hoger het levenspeil, des te kleiner het gezin, tot het punt waar het een vaste status bereikt of geleidelijk uitsterft.

68:6.7

Door de eeuwen heen is de levensstandaard bepalend geweest voor de kwaliteit van een overlevende bevolking, in tegenstelling tot de kwantiteit. Uit de levensstandaard van lokale klassen ontstaan nieuwe sociale kasten, nieuwe mores. Wanneer de levensstandaard te ingewikkeld wordt of al te weelderig, leidt dit snel tot zelfvernietiging. De kaste is een rechtstreeks gevolg van de zware sociale druk die voortkomt uit de felle competitie die door grote bevolkingsdichtheid wordt veroorzaakt.

68:6.8

De vroege volken namen dikwijls hun toevlucht tot praktijken die ten doel hadden de bevolking te beperken: alle primitieve stammen hebben misvormde en ziekelijke kinderen gedood. Vóór de tijd dat huisvrouwen werden gekocht, werden pasgeboren meisjes dikwijls gedood. Soms werden kinderen bij de geboorte gewurgd, doch bij voorkeur werden ze blootgesteld aan weer en wind. De vader van tweelingen stond er gewoonlijk op dat er één werd gedood, want men geloofde dat meervoudige geboorten het gevolg waren van magie of ontrouw. In de regel echter werden tweelingen van hetzelfde geslacht gespaard. Ofschoon deze taboes op tweelingen eens vrijwel algemeen waren, hebben ze nooit deel uitgemaakt van de zeden der Andonieten: deze volken beschouwden tweelingen als een gunstig teken.

68:6.9

Vele rassen leerden de techniek van abortus en deze praktijk werd zeer gebruikelijk nadat het taboe op geboorten bij ongehuwden was ontstaan. Lange tijd was het gewoonte dat een ongehuwde vrouw haar pasgeboren kind doodde, maar bij de meer ontwikkelde groepen werden deze onwettige kinderen pleegkinderen van de moeder van het meisje. Vele primitieve clans werden door de praktijken van abortus en kindermoord vrijwel uitgeroeid. Maar ongeacht wat de zeden voorschreven, werden maar zeer weinig kinderen gedood nadat ze eenmaal gezoogd waren—moederliefde is tè sterk.

68:6.10

Zelfs in de twintigste eeuw bestaan er nog resten van deze primitieve soorten geboortebeperking. Er is een stam in Australië, waar de moeders weigeren meer dan twee of drie kinderen groot te brengen. Niet zo lang geleden at een stam kannibalen elk vijfde kind dat geboren werd op. In Madagascar doden sommige stammen nog steeds alle kinderen die op bepaalde ongeluksdagen worden geboren, zodat ongeveer vijfentwintig procent van alle pasgeborenen wordt gedood.

68:6.11

Gezien vanuit een wereldstandpunt is overbevolking in het verleden nooit een ernstig probleem geweest, maar indien de oorlogen afnemen en de wetenschap de ziekten van de mens steeds beter onder controle krijgt, kan overbevolking in de nabije toekomst een ernstig probleem gaan vormen. Op dat moment zal de wijsheid van de wereldleiders zwaar op de proef worden gesteld. Zullen de regeerders op Urantia het inzicht en de moed hebben om de vermenigvuldiging van gemiddelde of evenwichtige mensen te bevorderen in plaats van de uitersten: supernormalen en de enorm toenemende groep der achtergeblevenen? De normale mens dient bevorderd te worden: hij is de ruggegraat van de civilisatie en de bron van door mutaties ontstane genieën van het ras. De subnormale mens dient door de samenleving onder controle te worden gehouden; er zouden niet meer moeten worden voortgebracht dan nodig zijn voor het lagere werk, de werkzaamheden voor welke een intelligentie boven het dierlijke niveau nodig is, maar die zulke lage eisen stellen, dat de meer ontwikkelde mensen ze ervaren als echte slavernij en knechtschap.

68:6.12

[Aangeboden door een Melchizedek die eens op Urantia was gestationeerd.]


◄ 68:5
 
Verhandeling 69 ►
 

Nederlandse vertaling © Stichting Urantia. Alle rechten voorbehouden.