Na de geboorte van het zonnestelsel volgde een periode waarin de zon steeds minder materie uitbraakte. In afnemende mate bleef de zon gedurende de volgende vijfhonderdduizend jaar steeds kleinere hoeveelheden materie uitstorten in de omringende ruimte. Maar gedurende deze vroege tijden waarin de omloopbanen nog niet vast waren, was de zonne-ouder in staat veel van dit meteoorachtig materiaal weer in te vangen wanneer de haar omringende lichamen de zon het dichtst naderden.
De planeten die zich het dichtst bij de zon bevonden, waren de eerste wier omwentelingen werden vertraagd door de getijdewrijving. Dergelijke invloeden van de zwaartekracht dragen bij tot de stabilisering van de banen van de planeten, terwijl zij ook remmend werken op de snelheid van de draaiing van een planeet om zijn as, waardoor een planeet steeds langzamer gaat draaien totdat de rotatie ophoudt, zodat één halfrond van de planeet altijd gericht blijft naar de zon of naar een groter lichaam, zoals wordt geïllustreerd door de planeet Mercurius en door de maan, die steeds hetzelfde aanzicht naar Urantia gekeerd houdt.
Wanneer de getijdewrijving van de maan en van de aarde gelijk worden, zal de aarde altijd hetzelfde halfrond naar de maan gekeerd houden, en zullen de dag en de maand met elkaar overeenkomen—de lengte van beide zal ongeveer zevenenveertig dagen zijn. Wanneer deze stabiliteit van de banen is bereikt, zullen de getijdewrijvingen omgekeerd gaan werken en de maan niet meer verder van de aarde wegduwen, maar de satelliet geleidelijk naar de planeet toe trekken. En dan, in die verre toekomst wanneer de maan de aarde nadert tot binnen een afstand van ongeveer achttienduizend kilometer, zal de zwaartekrachtwerking van de aarde de maan uiteen doen barsten, en deze explosie tengevolge van de zwaartekrachtgetijden zal de maan verbrijzelen tot kleine deeltjes, die zich rond de wereld kunnen aaneensluiten tot ringen van materie zoals die van Saturnus, of deze deeltjes kunnen geleidelijk naar de aarde worden getrokken als meteoren.
Indien ruimtelichamen in grootte en dichtheid overeenkomen, kunnen zich botsingen voordoen. Indien echter twee ruimtelichamen in dichtheid overeenkomen, doch in omvang van elkaar verschillen, zal, als het kleinere lichaam het grotere steeds dichter nadert, het kleine uiteengerukt worden wanneer de straal van zijn kringloop minder wordt dan twee en een half maal de straal van het grotere lichaam. Botsingen tussen de reuzen in de ruimte zijn weliswaar zeer zeldzaam, maar deze explosies van de kleinere hemellichamen tengevolge van zwaartekrachtgetijden komen vrij geregeld voor.
Vallende sterren komen in zwermen voor omdat het fragmenten zijn van grotere hemellichamen die uiteen zijn gerukt door de getijdewerking van de zwaartekracht die wordt uitgeoefend door naburige, nog grotere hemellichamen. De ringen van Saturnus zijn de fragmenten van een uiteengerukte satelliet. Eén van de manen van Jupiter nadert nu gevaarlijk dicht de kritieke zone van de uiteenrukking door getijdewerking en zal binnen enkele miljoenen jaren òf worden opgeëist door de planeet, òf uiteengerukt worden door het zwaartekrachtgetijde. De vijfde planeet van het zonnestelsel van zeer lang geleden volgde een onregelmatige baan waarbij hij periodiek Jupiter steeds dichter naderde, totdat hij in de kritieke zone belandde van het uiteenbarsten door zwaartekrachtgetijden, raakte toen snel gefragmenteerd en werd de huidige cluster asteroïden.
4.000.000.000 jaar geleden werden de Jupiter- en Saturnus-stelsels georganiseerd, vrijwel zoals zij heden worden waargenomen, met uitzondering van hun manen die gedurende verscheidene miljarden jaren in omvang bleven toenemen. In feite groeien alle planeten en satellieten van het zonnestelsel nog steeds vanwege het voortdurend invangen van meteoren.
3.500.000.000 jaar geleden hadden de condensatiekernen van de andere tien planeten zich duidelijk gevormd, en waren de kernen van de meeste manen intact, ofschoon sommige van de kleinere satellieten zich later aaneenvoegden tot de huidige grotere manen. Dit tijdperk kan beschouwd worden als de era van het assembleren van planeten.
3.000.000.000 jaar geleden functioneerde het zonnestelsel vrijwel zoals nu. De delen ervan bleven in omvang toenemen, daar meteoren uit de ruimte in verbazingwekkende hoeveelheden op de planeten en hun satellieten bleven neerregenen.
Omstreeks deze tijd werd uw zonnestelsel geregistreerd als een fysisch stelsel van Nebadon, en kreeg het zijn naam, Monmatia.
2.500.000.000 jaar geleden waren de planeten enorm in omvang toegenomen. Urantia was een goed ontwikkelde wereldbol geworden met een massa van ongeveer het tiende gedeelte van de huidige, en nam nog steeds in omvang toe door meteorische aanwas.
Al deze geweldige activiteit is een normaal onderdeel van de wording van een evolutionaire wereld zoals Urantia, en vormt de astronomische inleiding op de inrichting van het toneel waarop de fysische evolutie van dergelijke werelden in de ruimte kan aanvangen, als voorbereiding op de avonturen met het leven in de tijd.