◄ 57:6
Verhandeling 57
57:8 ►

De oorsprong van Urantia

7. De era der meteoren—Het vulkanische tijdperk—De primitieve planetaire atmosfeer

57:7.1

Gedurende deze vroege tijden krioelde het in de ruimteregionen van het zonnestelsel van kleine brokstukken en condensatielichamen, en door de afwezigheid van een beschermende verbrandingsatmosfeer vielen deze ruimtelichamen regelrecht op het oppervlak van Urantia te pletter. Deze onophoudelijke inslagen hielden de oppervlakte van de planeet min of meer verhit, en deze factor, alsmede de werking van de zwaartekracht die sterker werd naarmate de aardbol groter werd, begon die invloeden in werking te stellen waardoor de zwaardere elementen, zoals ijzer, geleidelijk steeds dichter bij het centrum van de planeet kwamen te liggen.

57:7.2

2.000.000.000 jaar geleden begon de aarde het duidelijk te winnen van de maan. De planeet was wel altijd groter geweest dan zijn satelliet, maar het verschil werd pas groot rond deze tijd, toen enorme ruimtelichamen werden ingevangen door de aarde. Urantia had toen ongeveer een vijfde van zijn huidige omvang bereikt en was groot genoeg geworden om de primitieve atmosfeer vast te kunnen houden, die begon te ontstaan tengevolge van de inwendige elementenstrijd tussen het verhitte binnenste en de afkoelende aardkorst.

57:7.3

Duidelijke vulkanische werking dateert uit deze tijd. De inwendige hitte van de aarde bleef toenemen, doordat de radioactieve of zwaardere elementen die door de meteoren vanuit de ruimte werden aangevoerd, zich steeds dieper ingroeven. De bestudering van deze radioactieve elementen zal onthullen dat Urantia aan zijn oppervlak meer dan een miljard jaar oud is. De radiumklok is uw betrouwbaarste tijdmeter voor het maken van wetenschappelijke schattingen van de ouderdom van de planeet, maar al zulke schattingen zijn te laag omdat de radioactieve elementen die door u onderzocht kunnen worden, alle afkomstig zijn van de oppervlakte der aarde en daarom slechts het door Urantia betrekkelijk kortgeleden verworven materiaal aan deze elementen vertegenwoordigen.

57:7.4

1.500.000.000 jaar geleden had de aarde tweederde van haar huidige omvang bereikt, terwijl de maan haar huidige massa naderde. Het snel groter worden van de aarde ten opzichte van de maan stelde de aarde in staat om de geringe atmosfeer die haar kleine satelliet oorspronkelijk bezat, langzaam weg te roven.

57:7.5

De vulkanische werking is nu op zijn hoogtepunt. De gehele aarde is een waar, vurig inferno en de oppervlakte lijkt op haar vroegere gesmolten toestand, voordat de zware metalen naar het centrum zakten tengevolge van de zwaartekracht. Dit is het vulkanische tijdperk. Desniettegenstaande vormt zich geleidelijk een korst die hoofdzakelijk bestaat uit het verhoudingsgewijs lichtere graniet. Zo wordt het toneel in gereedheid gebracht voor een planeet die eens leven zal kunnen onderhouden.

57:7.6

De primitieve planetaire atmosfeer ontwikkelt zich geleidelijk en bevat nu enige waterdamp, koolmonoxyde, kooldioxyde en chloorwaterstof, maar er is nog weinig of geen ongebonden stikstof en ongebonden zuurstof. De atmosfeer van een wereld in het vulkanische tijdperk ziet er merkwaardig uit. Behalve de reeds genoemde gassen is hij zwaar doortrokken van talrijke vulkanische gassen en, wanneer de dampkring rijper wordt, van de verbrandingsproducten van de hevige meteorenregens die voortdurend op de oppervlakte van de planeet neerkletteren. Een dergelijke verbranding van meteoren houdt de atmosferische zuurstof vrijwel geheel uitgeput, en het bombardement met meteoren gaat nog steeds op enorme schaal door.

57:7.7

Weldra werd de atmosfeer stabieler en koelde zij voldoende af om regen te laten neerkomen op de hete rotsachtige oppervlakte van de planeet. Duizenden jaren lang was Urantia gehuld in één geweldige, ononderbroken deken van stoom. Gedurende deze eeuwen scheen de zon dan ook nooit op het aardoppervlak.

57:7.8

Veel van de koolstof in de atmosfeer werd daaraan onttrokken ter vorming van de carbonaten van de verschillende metalen die overvloedig aanwezig waren in de bovenste lagen van de planeet. Later werden nog veel grotere hoeveelheden van deze koolstofgassen verbruikt door het vroege, overvloedige plantaardig leven.

57:7.9

Zelfs in de latere perioden werd de zuurstof in de lucht nog bijna geheel opgebruikt door de voortdurende lavastromen en de binnenkomende meteoren. Zelfs de vroege bezinksels van de primitieve oceaan die spoedig verscheen, bevatten geen gekleurde stenen of leisteen. Gedurende lange tijd nadat deze oceaan was verschenen, was er praktisch geen vrije zuurstof in de atmosfeer; dit verscheen pas in hoeveelheden van enige betekenis toen het later werd gevormd door de zeewieren en andere vormen van plantaardig leven.

57:7.10

De primitieve dampkring van een planeet in het vulkanische tijdperk biedt weinig bescherming tegen de inslagen van de meteoren-zwermen waarmee de planeet in botsing komt. Vele miljoenen meteoren zijn in staat door zo’n luchtlaag heen te dringen om op de korst van de planeet in te slaan als vaste lichamen. Na verloop van tijd blijken er echter steeds minder groot genoeg te zijn om het steeds sterkere wrijvingsschild van de steeds meer zuurstof bevattende atmosfeer der latere tijdperken te weerstaan.


◄ 57:6
 
57:8 ►