◄ 2:2
Verhandeling 2
2:4 ►

De natuur van God

3. Gerechtigheid en Rechtvaardigheid

2:3.1

God is gerecht, derhalve is hij rechtvaardig. ‘De Heer is rechtvaardig in al zijn wegen.’ ‘“Ik heb niet zonder reden gedaan al hetgeen ik gedaan heb,’ spreekt de Heer.” ’ ‘Des Heren oordelen zijn in alle opzichten waarachtig en rechtvaardig.’ De gerechtigheid van de Universele Vader kan niet worden beïnvloed door de daden en verrichtingen van zijn schepselen, ‘want bij de Heer, onze God, is geen ongerechtigheid, geen aanzien des persoons, noch aanneming van geschenken.’

2:3.2

Hoe zinloos is het zulk een God op een onvolwassen wijze te smeken zijn onveranderlijke decreten te modificeren, zodat wij de rechtmatige gevolgen van de werking van zijn wijze natuurwetten en rechtvaardige geestelijke mandaten kunnen ontlopen! ‘Vergis u niet, God laat niet met zich spotten. Want wat een mens zaait, zal hij ook oogsten.’ Wel is waar dat deze goddelijke gerechtigheid steeds wordt getemperd door barmhartigheid, zelfs in het geval dat de vruchten van verkeerd handelen naar gerechtigheid geplukt moeten worden. De oneindige wijsheid is de eeuwige scheidsrechter die in iedere omstandigheid bepaalt in welke verhouding gerechtigheid en barmhartigheid zullen worden toegemeten. De grootste straf voor wandaden en opzettelijke opstand tegen het bestuur van God (in werkelijkheid een onontkoombaar gevolg hiervan) is verlies van bestaan als individueel onderdaan van dat bestuur. Het uiteindelijke resultaat van de volledige overgave aan zonde is vernietiging. Per slot van rekening hebben de individuen die zich met zonde hebben vereenzelvigd, dan zichzelf vernietigd doordat zij door hun omhelzing van de ongerechtigheid geheel onwerkelijk zijn geworden. Het feitelijke verdwij-nen van zo’n geschapen wezen wordt echter altijd uitgesteld, totdat geheel is voldaan aan de regels voor de rechtspleging die in het betrokken universum van toepassing zijn.

2:3.3

Het bevel tot beëindiging van het bestaan wordt gewoonlijk gegeven tijdens de berechting van een gebied of gebieden aan het eind van een dispensatie of tijdvak. Op een wereld als Urantia gebeurt dit aan het eind van een planetaire dispensatie. Dan kan het mandaat tot beëindiging van het bestaan worden gegeven door coördinatieve actie van alle bevoegde rechtscolleges, van de planetaire raad en de gerechtshoven van de Schepper-Zoon, tot en met de vonniswijzende rechtbanken van de Ouden der Dagen. Het mandaat tot ontbinding gaat uit van de hoogste gerechtshoven van het superuniversum, wanneer de aanklacht, oorspronkelijk ingediend op de wereld waar de overtreder verblijfhoudt, steeds opnieuw is bekrachtigd. Wanneer het vonnis tot vernietiging tot in hoogste instantie is bekrachtigd, wordt het vervolgens voltrokken door een rechtstreekse handeling van de rechters die verblijfhouden op, en werken vanuit, het hoofdkwartier van het superuniversum.

2:3.4

Wanneer dit vonnis in laatste instantie wordt bekrachtigd, wordt het wezen dat zich met zonde had vereenzelvigd ogenblikkelijk alsof het nooit had bestaan. Er is geen opstanding uit dit lot: het is eeuwigdurend. De levende energiefactoren der identiteit worden door de transformaties van de tijd en de metamorfosen van de ruimte ontbonden in het kosmische potentieel waaruit ze eens tevoorschijn waren gekomen. Wat de persoonlijkheid van het ongerechtige individu betreft, deze wordt beroofd van een blijvend levensvoertuig doordat het schepsel niet die keuzen heeft gedaan en niet die finale beslissingen heeft genomen, die het verzekerd zouden hebben van eeuwig leven. Wanneer het met hem verbonden bewustzijn vasthoudt aan zonde, en als dit culmineert in een volledige vereenzelviging met ongerechtigheid, dan wordt deze geïsoleerde persoonlijkheid na de beëindiging van het leven en de kosmische ontbinding, geabsorbeerd in de alziel der schepping en wordt zij een deel van de evoluerende ervaring van de Allerhoogste. Zij zal nooit opnieuw als een persoonlijkheid verschijnen: de identiteit van deze persoonlijkheid wordt alsof zij nooit had bestaan. In het geval van een persoonlijkheid bij wie een Richter heeft ingewoond, overleven de experiëntiële geest-waarden in de realiteit van de Richter die blijft bestaan.

2:3.5

In iedere universum-krachtmeting tussen actuele niveaus van werkelijkheid, zal de persoonlijkheid van het hogere niveau uiteindelijk zegevieren over de persoonlijkheid van het lagere niveau. Deze onontkoombare afloop van universum-controversen is inherent aan het feit dat de goddelijkheid van ieder wilsschepsel gelijk is aan zijn graad van realiteit of actualiteit. Onvermengd kwaad, volledige dwaling, opzettelijke zonde en volslagen ongerechtigheid werken krachtens hun aard automatisch zelfvernietigend. Gedrag van dergelijke aard, dat in kosmische zin onwerkelijk is, kan in het universum alleen voortbestaan doordat het uit barmhartigheid tijdelijk wordt getolereerd, in afwachting van het in werking treden van de mechanismen der universum-rechtbanken die beslissen wat recht en billijk is. En deze rechtbanken wijzen rechtvaardige vonnissen.

2:3.6

De regering van de Schepper-Zonen in de plaatselijke universa is een scheppend en vergeestelijkend bewind. Deze Zonen wijden zich aan de effectieve uitvoering van het Paradijs-plan voor de progressieve opklimming van stervelingen en aan de rehabilitatie van opstandigen en degenen die kwaad beramen, maar wanneer al deze liefdevolle pogingen definitief en voor altijd worden verworpen, wordt het finale vonnis tot ontbinding uitgevoerd door eenheden die handelen onder de jurisdictie van de Ouden der Dagen.


◄ 2:2
 
2:4 ►