OP zondag, 16 januari a.d.29, kwamen Abner en de apostelen van Johannes ’s avonds aan in Betsaïda, waar zij de volgende dag een gezamenlijke bespreking begonnen met Andreas en de apostelen van Jezus. Abner en zijn metgezellen hadden hun hoofdkwartier in Hebron en waren gewoon om op gezette tijden naar Betsaïda te gaan voor deze besprekingen.
Onder de vele zaken die op deze gezamenlijke vergadering werden overwogen, was ook de praktijk van het zalven van zieken met bepaalde soorten olie in verband met het gebed om genezing. Opnieuw weigerde Jezus deel te nemen aan de besprekingen, of een uitspraak te doen over hun conclusies. De apostelen van Johannes hadden altijd gebruik gemaakt van zalfolie in hun dienstbetoon aan zieken en lijdenden, en wilden dit nu instellen als een uniforme praktijk voor beide groepen, maar de apostelen van Jezus weigerden zich aan zulk een regeling te binden.
Op dinsdag, 18 januari, voegden zich de ongeveer vijfenzeventig evangelisten die de proef hadden doorstaan, bij de vierentwintig in het huis van Zebedeüs in Betsaïda, ter voorbereiding op hun uitzending op de derde prediktocht door Galilea. Deze derde zendingstocht duurde zeven weken.
De evangelisten werden in groepjes van vijf uitgezonden, terwijl Jezus en de twaalf meestentijds samen reisden; wanneer het nodig was, trokken de apostelen er twee aan twee op uit om gelovigen te dopen. Bijna drie weken lang werkten Abner en zijn metgezellen ook samen met de groepjes evangelisten, gaven hun raad en doopten de gelovigen. Ze bezochten Magdala, Tiberias, Nazaret, en alle voornaamste stadjes en dorpen in het midden en zuiden van Galilea, alle plaatsen die ze al eerder bezocht hadden, en vele andere. Dit was hun laatste boodschap aan Galilea, met uitzondering van de noordelijke gedeelten.