◄ 150:3
Verhandeling 150
150:5 ►

De derde prediktocht

4. De apostelen worden twee aan twee uitgezonden

150:4.1

Toen Jezus de volgende avond de twaalf apostelen, de apostelen van Johannes en de pas aangestelde groep vrouwen had bijeengeroepen, zei hij: ‘Jullie ziet zelf dat de oogst overvloedig is, maar arbeiders zijn er weinig. Laat ons daarom allen de Heer van de oogst bidden of hij nog meer arbeiders naar zijn akkers wil uitzenden. Terwijl ik hier zal blijven om de nieuwe leraren te bemoedigen en onderricht te geven, zou ik de ouderen twee aan twee willen uitzenden, zodat zij snel door geheel Galilea kunnen trekken en het evangelie van het koninkrijk prediken nu het nog gelegen komt en het er vredig is.’ Vervolgens wees hij de apostelen twee aan twee aan zoals hij wilde dat zij erop uit zouden gaan: Andreas en Petrus, Jakobus en Johannes Zebedeüs, Filippus en Natanael, Tomas en Matteüs, Jakobus en Judas Alfeüs, Simon Zelotes en Judas Iskariot.

150:4.2

Jezus sprak de datum af waarop hij de twaalf in Nazaret terug zou zien, en toen zij uit elkaar gingen, zei hij: ‘Gaat op deze tocht niet naar de niet-Joodse steden, en ook niet naar Samaria, maar gaat in plaats daarvan naar de verloren schapen van het huis Israels. Predikt het evangelie van het koninkrijk en verkondig de reddende waarheid dat de mens een zoon van God is. Herinner je dat de discipel niet meer is dan zijn meester, noch de dienaar groter dan zijn heer. Het is voldoende voor de discipel om gelijk te zijn aan zijn meester, en voor de dienaar om zoals zijn heer te worden. Indien sommige mensen het aangedurfd hebben om de meester van het huis een handlanger van Beëlzebub te noemen, hoeveel te meer zullen zij dan zijn huisgenoten zo beschouwen! Doch jullie moeten niet bang zijn voor deze niet-gelovende vijanden. Ik zeg jullie dat er niets verhuld is dat niet geopenbaard zal worden; er is niets verborgen dat niet bekend zal worden. Wat ik jullie vertrouwelijk heb onderricht, predikt dat met wijsheid in het openbaar. Wat ik jullie in binnenskamers heb geopenbaard, dienen jullie te gelegener tijd van de daken der huizen te verkondigen. En ik zeg jullie, mijn vrienden en discipelen, weest niet bevreesd voor hen die het lichaam kunnen doden, doch niet in staat zijn de ziel te vernietigen; stelt veeleer je vertrouwen op Hem die in staat is het lichaam te voeden en de ziel te verlossen.

150:4.3

‘Worden niet twee mussen voor een penning verkocht? En toch zeg ik jullie dat niet één van hen wordt vergeten in Gods ogen. Weten jullie niet dat zelfs de haren van je hoofd alle geteld zijn? Vreest daarom niet: jullie gaan de waarde van vele mussen te boven. Schamen jullie je niet voor mijn onderricht: gaat en verkondigt vrede en welwillendheid, maar vergist je niet—jullie prediking zal niet altijd met vrede gepaard gaan. Ik ben gekomen om vrede te brengen op aarde, maar wanneer de mensen mijn gave afwijzen, zullen verdeeldheid en beroering het gevolg zijn. Als allen uit een gezin het evangelie van het koninkrijk aannemen, zal er waarlijk vrede in dat huis wonen, maar als sommigen van het gezin het koninkrijk binnengaan en de anderen het evangelie afwijzen, kan zulk een verdeeldheid alleen maar verdriet en treurigheid teweegbrengen. Doet erg je best om het gehele gezin tot het heil te brengen, opdat iemands eigen huisgenoten niet zijn vijanden worden. Maar wanneer jullie je uiterste best hebt gedaan voor elk lid van elk huisgezin, dan zeg ik jullie dat hij die zijn vader of moeder meer liefheeft dan dit evangelie, het koninkrijk niet waard is.’

150:4.4

Toen de twaalf deze woorden hadden aangehoord, maakten ze zich gereed om te vertrekken. En ze kwamen pas weer bij elkaar op de dag van hun bijeenkomst in Nazaret om Jezus en de andere discipelen te ontmoeten, zoals de Meester had geregeld.


◄ 150:3
 
150:5 ►