◄ 105:4
Verhandeling 105
105:6 ►

Godheid en werkelijkheid

5. De afkondiging der eindige werkelijkheid

105:5.1

Zoals de oorspronkelijke diversificatie van de IK BEN moet worden toegeschreven aan inherente en in zichzelf besloten wil, zo moet ook de afkondiging der eindige werkelijkheid worden toegeschreven aan de wilsdaden van Paradijs-Godheid en aan allerlei aanpassingen van de functionele drieënigheden, die daarvan de weerslag zijn.

105:5.2

Voorafgaand aan de vergoddelijking van het eindige, lijkt het zo te zijn dat alle diversificatie van de werkelijkheid heeft plaatsgevonden op absolute niveaus; de wilsdaad waardoor de eindige werkelijkheid werd afgekondigd betekent echter een kwalificatie van absoluutheid en houdt de verschijning van relativiteiten in.

105:5.3

Ofschoon wij dit relaas presenteren als een reeks gebeurtenissen en de historische verschijning van het eindige beschrijven als direct voortgekomen uit het absolute, dient ge in gedachten te houden dat al het eindige zowel is voorafgegaan als gevolgd door transcendentale werkelijkheden. Met betrekking tot het eindige zijn transcendentale, ultieme werkelijkheden zowel oorzakelijk als voltooiend.

105:5.4

De mogelijkheid van het eindige is inherent in de Oneindige, maar de transmutatie van mogelijkheid tot waarschijnlijkheid en onvermijdelijkheid moet worden toegeschreven aan de uit zichzelf bestaande vrije wil van de Eerste Bron en Centrum, die alle drieënigheidsassociaties activeert. Alleen de oneindigheid van de wil van de Vader heeft het absolute niveau van bestaan ooit zo kunnen kwalificeren, dat er een ultieme werkelijkheid resulteerde of een eindige werkelijkheid werd geschapen.

105:5.5

Met de verschijning van relatieve en gekwalificeerde werkelijkheid komt er een nieuwe cyclus van werkelijkheid tot aanzijn—de groeicyclus—een majestueuze beweging van de hoogten der oneindigheid omlaag naar het domein van het eindige, die voor eeuwig langs een binnenwaartse baan rondgaat naar het Paradijs en Godheid, altijd strevend naar die hoge bestemmingen die in overeenstemming zijn met een oneindigheidsbron.

105:5.6

Deze onvoorstelbare verrichtingen markeren het begin van de geschiedenis van het universum, markeren het ontstaan van de tijd zelve. Voor een schepsel is het begin van het eindige de genese der werkelijkheid; voor het bewustzijn van een schepsel is er geen actualiteit denkbaar voorafgaand aan het eindige. Deze nieuw verschijnende, eindige werkelijkheid bestaat in twee oorspronkelijke fasen:

105:5.7

1. Primaire maxima, de allerhoogst volmaakte werkelijkheid, het universum en schepsel van het Havona-type;

105:5.8

2. Secundaire maxima, de allerhoogst vervolmaakte werkelijkheid, het type schepsel en schepping van de superuniversa.

105:5.9

Dit zijn dus de twee oorspronkelijke manifestaties: het constitutieve volmaakte en het evolutieve vervolmaakte. Deze twee zijn van gelijke orde in eeuwigheidsverhoudingen, doch binnen de grenzen der tijd lijken zij verschillend. Een tijdfactor betekent groei voor al wat groeit; secundaire eindigheden groeien, waaruit volgt dat de eindigheden die groeiende zijn wel onvolledig moeten lijken in de tijd. Doch deze verschillen, aan deze zijde van het Paradijs zo belangrijk, zijn in de eeuwigheid niet-bestaand.

105:5.10

Wij spreken over het volmaakte en het vervolmaakte als primaire en secundaire maxima, maar er is nog een ander type: trinitisatie en andere betrekkingen tussen de primaire en secundaire werkelijkheden resulteren in de verschijning van tertiaire maxima—dingen, begrippen en waarden die noch volmaakt noch vervolmaakt zijn, en toch gelijkwaardig aan beide factoren waaruit zij voortkomen.


◄ 105:4
 
105:6 ►