◄ 105:3
Verhandeling 105
105:5 ►

Godheid en werkelijkheid

4. Eenheid, dualiteit en drieënigheid

105:4.1

De filosofen van het universum postuleren het eeuwigheidsbestaan van de IK BEN als de oorspronkelijke bron van alle werkelijkheid. En samenvallend hiermede postuleren zij de zelfsegmentatie van de IK BEN in de primaire betrekkingen tot zichzelf—de zeven fasen der oneindigheid. En simultaan met deze onderstelling is er het derde postulaat—de eeuwigheidsverschijning van de Zeven Absoluten der Oneindigheid en de vereeuwiging van de dualiteitsassociatie van de zeven fasen van de IK BEN met deze zeven Absoluten.

105:4.2

De zelfopenbaring van de Ik BEN loopt aldus van het statische zelf, via zelfsegmentatie en betrekkingen tot zichzelf naar absolute betrekkingen, betrekkingen tot de uit hem voortgekomen Absoluten. Dualiteit wordt aldus existent in de eeuwige associatie van de Zeven Absoluten der Oneindigheid met de zevenvoudige oneindigheid van de door hemzelf gesegmenteerde fasen van de zichzelf openbarende IK BEN. Deze duale betrekkingen, die voor de universa vereeuwigen als de Zeven Absoluten, vereeuwigen ook de fundamentele grondslagen van alle universum-werkelijkheid.

105:4.3

Er is hier al eens gezegd dat eenheid dualiteit voortbrengt, dat dualiteit drieënigheid voortbrengt, en dat drieënigheid de eeuwige voorzaat is van alle dingen. Er bestaan inderdaad drie grote categorieën van primordiale betrekkingen, te weten:

105:4.4

1. Eenheidsbetrekkingen. Betrekkingen die existent zijn binnen de IK BEN wanneer zijn eenheid wordt opgevat als een drievoudige en vervolgens zevenvoudige zelfdifferentiatie.

105:4.5

2. Dualiteitsbetrekkingen. Betrekkingen die bestaan tussen de IK BEN als zevenvoudige en de Zeven Absoluten der Oneindigheid.

105:4.6

3. Drieënigheidsbetrekkingen. Dit zijn de functionele associaties van de Zeven Absoluten der Oneindigheid.

105:4.7

Drieënigheidsbetrekkingen ontstaan op dualiteitsgrondslagen vanwege de onvermijdelijkheid van Absolute interassociatie. Deze drieënigheidsassociaties vereeuwigen het potentieel van alle werkelijkheid: zij omvatten zowel vergoddelijkte als onvergoddelijkte werkelijkheid.

105:4.8

De IK BEN is ongekwalificeerde oneindigheid als eenheid. De dualiteiten vereeuwigen werkelijkheids grondslagen. De drieënigheden doen de realisatie der oneindigheid resulteren als universele functie.

105:4.9

Preëxistentiële werkelijkheden worden existentieel in de Zeven Absoluten, en existentiële werkelijkheden worden functioneel in drieënigheden, de fundamentele associatie van Absoluten. En samenvallend met de vereeuwiging der drieënigheden is het toneel van het universum gereed—de potentiële werkelijkheden zijn existent en de actuele werkelijkheden zijn tegenwoordig—en de volheid der eeuwigheid is getuige van de diversificatie der kosmische energie, het zich uitspreiden van Paradijs-geest, en de begiftiging met bewustzijn samen met de schenking van persoonlijkheid, door welke al deze afgeleiden van de Godheid en het Paradijs verenigd worden, in ervaring op het niveau van het schepsel, en middels andere technieken op het niveau dat dat van schepselen te boven gaat.


◄ 105:3
 
105:5 ►