◄ 106:7
Verhandeling 106
106:9 ►

Werkelijkheidsniveaus in het Universum

8. De Triniteit der Triniteiten

106:8.1

De natuur van de Triniteit der Triniteiten kunnen wij moeilijk beschrijven aan het menselijke bewustzijn: zij is de actuele optelling van de totaliteit van de experiëntiële oneindigheid zoals deze aan de dag treedt in een theoretische oneindigheid van eeuwigheidsverwezenlijking. In de Triniteit der Triniteiten bereikt het experiëntieel oneindige identiteit met het existentieel oneindige, en deze twee zijn als één in de pre-experiëntiële, pre-existentiële IK BEN. De Triniteit der Triniteiten is de finale uitdrukking van hetgeen is geïmpliceerd in de vijftien drieënigheden en de geassocieerde trioditeiten. Finaliteiten zijn voor relatieve wezens moeilijk te begrijpen, of zij nu existentieel of experiëntieel zijn; zij moeten derhalve altijd als relativiteiten worden voorgesteld.

106:8.2

De Triniteit der Triniteiten bestaat in verscheidene fasen. Zij bevat mogelijkheden, waarschijnlijkheden en onvermijdelijkheden die onthutsend zijn, zelfs voor het voorstellingsvermogen van wezens ver boven het menselijke niveau. Zij heeft implicaties die ook de hemelse filosofen waarschijnlijk niet kunnen vermoeden, want haar implicaties liggen in de drieënigheden, en de drieënigheden zijn per slot van rekening ondoorgrondelijk.

106:8.3

Er zijn een aantal manieren waarop de Triniteit der Triniteiten kan worden beschreven. Wij geven hier de voorkeur aan het concept der drie niveaus, als volgt:

106:8.4

1. het niveau der drie Triniteiten;

106:8.5

2. het niveau der experiëntiële Godheid;

106:8.6

3. het niveau van de IK BEN.

106:8.7

Dit zijn de niveaus van toenemende unificatie. De Triniteit der Triniteiten is in actualiteit het eerste niveau, terwijl het tweede en derde niveau eenwordingsafgeleiden van het eerste zijn.

106:8.8

HET EERSTE NIVEAU: wij geloven dat de drie Triniteiten op dit eerste niveau van associatie functioneren als volmaakt gesynchroniseerde, ofschoon onderscheiden groeperingen van Godheid-persoonlijkheden.

106:8.9

1. De Paradijs-Triniteit, de associatie van de drie Paradijs-Godheden—Vader, Zoon en Geest. Houdt in gedachten dat de Paradijs-Triniteit een drievoudige functie inhoudt—een absolute functie, een transcendentale functie (de Triniteit van Ultieme macht) en een eindige functie (de Triniteit van Allerhoogste macht). Altijd en op ieder moment is de Paradijs-Triniteit al deze functies afzonderlijk en tezamen.

106:8.10

2. De Ultieme Triniteit. Dit is de godheidsassociatie van de Allerhoogste Scheppers, God de Allerhoogste en de Architecten van het Meester-Universum. Ofschoon dit een adequate voorstelling is van de goddelijkheidsaspecten van deze Triniteit, dienen wij te vermelden dat er nog andere fasen van deze Triniteit zijn, maar dat deze zich volmaakt lijken te coördineren met de goddelijkheidsaspecten.

106:8.11

3. De Absolute Triniteit. Dit is de groepering van God de Allerhoogste, God de Ultieme en de Voleinder der Bestemming van het Universum met betrekking tot alle goddelijkheidswaarden. Bepaalde andere fasen van deze drieënige groepering hebben te maken met andere dan goddelijkheidswaarden in de zich uitbreidende kosmos. Deze worden echter geleidelijk één met de goddelijkheidsfasen, net zoals de krachtaspecten en de persoonlijkheidsaspecten der experiëntiële Godheden thans tot experiëntiële synthese komen.

106:8.12

De associatie van deze drie Triniteiten in de Triniteit der Triniteiten voorziet in een mogelijke, onbeperkte integratie der werkelijkheid. Deze groepering omvat oorzaken, tussenliggende werkelijkheden en finale werkelijkheden; aanvangers, realiseerders en voleinders; aanvangsfasen, existenties en bestemmingen. Het Vader-Zoon-deelgenootschap is Zoon-Geest geworden en vervolgens Geest-Allerhoogste, en voorts Allerhoogste-Ultieme en Ultieme-Absolute, tot zelfs Absolute en Vader-Oneindige toe—de voltooiing van de cyclus der werkelijkheid. Eveneens, in andere fasen die niet zo onmiddellijk te maken hebben met goddelijkheid en persoonlijkheid, realiseert de Eerste Grote Bron en Centrum uit zichzelf de onbegrensdheid der werkelijkheid rond de cirkel der eeuwigheid: vanuit de absoluutheid van het bestaan in zichzelf, via de eindeloosheid der zelfopenbaring, tot en met de finaliteit der zelfverwerkelijking—van het absolute van de existentiële fasen tot en met de finaliteit van de experiëntiële fasen.

106:8.13

HET TWEEDE NIVEAU: de coördinatie van de drie Triniteiten impliceert onvermijdelijk de associatieve verbintenis van de experiëntiële Godheden die genetisch met deze Triniteiten zijn geassocieerd. De natuur van dit tweede niveau is soms voorgesteld als:

106:8.14

1. De Allerhoogste. Dit is de godheidsconsequentie van de eenheid van de Paradijs-Triniteit in experiëntiële verbinding met de Schepper-Scheppende kinderen van de Paradijs-Godheden. De Allerhoogste is de godheidsbelichaming van de voltooiing van het eerste stadium der eindige evolutie.

106:8.15

2. De Ultieme. Dit is de godheidsconsequentie van de geresulteerde eenheid van de tweede Triniteit, de transcendentale en absoniete personificatie van goddelijkheid. De Ultieme bestaat in een eenheid van vele kwaliteiten die wisselend wordt beschouwd, en in uw menselijke voorstelling van hem zoudt ge er goed aan doen om althans die fasen van ultimiteit op te nemen die beheersing aansturen, persoonlijk te ervaren zijn en spanningen vereffenen, maar er bestaan nog veel meer niet-geopenbaarde aspecten van geresulteerde Godheid. Hoewel de Ultieme en de Allerhoogste vergelijkbaar zijn, zijn zij niet identiek, en de Ultieme is ook niet alleen maar een amplificatie van de Allerhoogste.

106:8.16

3. De Absolute. Er zijn vele theorieën in omloop aangaande het karakter van het derde lid van het tweede niveau van de Triniteit der Triniteiten. God de Absolute is ongetwijfeld in deze associatie betrokken als de persoonlijkheidsconsequentie van de finale functie van de Absolute Triniteit, en toch is het Godheid-Absolute een existentiële werkelijkheid van eeuwigheidsstatus.

106:8.17

De conceptuele moeilijkheid bij dit derde lid is inherent aan het feit dat de vooronderstelling van dit lidmaatschap in werkelijkheid slechts één Absolute impliceert. Theoretisch, indien zulk een gebeurtenis zou kunnen plaatsvinden, zouden wij getuige zijn van de experiëntiële unificatie van de drie Absoluten als één. En ons wordt geleerd dat er in de oneindigheid en existentieel slechts één Absolute is. Ofschoon het allerminst duidelijk is wie dit derde lid dan kan zijn, wordt er vaak gepostuleerd dat het wellicht bestaat uit de Godheid-, Universele en Ongekwalificeerde Absoluten in een vorm van ongedachte verbinding en kosmische manifestatie. De Triniteit der Triniteiten zou zeker niet tot volledig functioneren kunnen komen, tenzij de drie Absoluten volledig zijn geünificeerd, en de drie Absoluten kunnen eigenlijk niet éénworden, tenzij alle oneindige potentialiteiten volledig gerealiseerd zijn.

106:8.18

Wij doen de waarheid waarschijnlijk het minste geweld aan wanneer wij ons het derde lid van de Triniteit der Triniteiten voorstellen als het Universeel Absolute, mits wij in deze voorstelling het Universele niet alleen als statisch en potentieel opvatten, maar ook als associatief. De betrekking tot de creatieve en evolutieve aspecten van de functie der totale Godheid zien wij echter nog steeds niet.

106:8.19

Ofschoon het moeilijk is om een afgeronde voorstelling te vormen van de Triniteit der Triniteiten, is een gekwalificeerde voorstelling niet zo moeilijk. Indien ge u het tweede niveau van de Triniteit der Triniteiten voorstelt als in wezen persoonlijk, wordt het zeer wel mogelijk te postuleren dat de verbintenis van God de Allerhoogste, God de Ultieme en God de Absolute de persoonlijke repercussie is van de verbintenis van de persoonlijke Triniteiten uit wie deze experiëntiële Godheden voortkomen. Wij durven hier wel te beweren dat deze drie experiëntiële Godheden zeker tot eenheid zullen komen op het tweede niveau, als het directe gevolg van de groeiende eenheid van de Triniteiten waaruit zij voortkomen en die hen doet ontstaan, de Triniteiten die het eerste niveau vormen.

106:8.20

Het eerste niveau bestaat uit drie Triniteiten; het tweede niveau bestaat als de persoonlijkheidsassociatie van experiëntieel-geëvolueerde, experiëntieel-geresulteerde en experiëntieel-existentiële Godheidspersoonlijkheden. En ongeacht alle conceptuele moeilijkheid om de complete Triniteit der Triniteiten te begrijpen, is de persoonlijke associatie van deze drie Godheden op het tweede niveau in ons eigen universum-tijdperk manifest geworden in het fenomeen van het als godheid ontstaan van Majeston, die op dit tweede niveau werd geactualiseerd door het Godheid-Absolute, handelend door de Ultieme, in antwoord op het eerste creatieve mandaat van de Allerhoogste.

106:8.21

HET DERDE NIVEAU: Een ongekwalificeerde hypothese aangaande het tweede niveau van de Triniteit der Triniteiten omvat de correlatie van elke fase van elke soort realiteit die bestaat, heeft bestaan, of in de totaliteit der oneindigheid zou kunnen bestaan. De Allerhoogste is niet alleen geest, maar ook bewustzijn, en kracht, en ervaring. De Ultieme is dit alles eveneens, en nog veel meer, terwijl in het vereende denkbeeld van de eenheid van de Godheid-, Universele en Ongekwalificeerde Absoluten, ook de absolute finaliteit van alle realiteitsverwezenlijking ligt besloten.

106:8.22

In de verbintenis van de Allerhoogste, de Ultieme en het complete Absolute, zouden die aspecten der oneindigheid functioneel opnieuw kunnen worden samengebracht, die oorspronkelijk door de IK BEN zijn gesegmenteerd, en die de verschijning van de Zeven Absoluten der Oneindigheid tot gevolg hebben gehad. Hoewel de filosofen in de universa de waarschijnlijkheid van deze gebeurtenis zeer klein achten, stellen wij ons toch vaak de volgende vraag: indien het tweede niveau van de Triniteit der Triniteiten ooit triniteitseenheid zou kunnen bereiken, wat zou er dan aan het licht treden ten gevolge van deze godheidseenheid? Wij zijn er niet zeker van, maar wij zijn vol vertrouwen dat zij rechtstreeks zou leiden tot de realisatie van de IK BEN als een experiëntiële bereikbaarheid. Vanuit het gezichtspunt van persoonlijke wezens zou dit kunnen betekenen dat de onkenbare IK BEN ervaarbaar wordt als de Vader-Oneindige. Wat deze absolute bestemmingen vanuit een niet-persoonlijk gezichtspunt zouden kunnen betekenen, is een andere zaak, die alleen de eeuwigheid mogelijk zou kunnen verhelderen. Maar aangezien wij deze verre eventualiteiten als persoonlijke schepselen bezien, concluderen wij dat de finale bestemming van alle persoonlijkheden het finale kennen is van de Universele Vader van deze zelfde persoonlijkheden.

106:8.23

Zoals wij ons in filosofische zin de IK BEN in de verleden eeuwigheid voorstellen, is hij alleen, er is niemand naast hem. Wanneer wij vooruitkijken, de toekomstige eeuwigheid in, geloven wij niet dat de IK BEN als existentiële werkelijkheid ooit zal kunnen veranderen, maar zijn wij wel geneigd om een enorm experiëntieel verschil te voorspellen. Een dergelijk begrip van de IK BEN houdt volledige zelfverwerkelijking in—het omvat die grenzeloze plejaden van persoonlijkheden die volitionele deelgenoten zijn geworden in de zelf-openbaring van de IK BEN, en die voorgoed absolute, volitionele delen zullen blijven van de totaliteit der oneindigheid, finale zonen van de absolute Vader.


◄ 106:7
 
106:9 ►