◄ 106:8
Verhandeling 106
107:0 ►

Werkelijkheidsniveaus in het Universum

9. Existentiële oneindige unificatie

106:9.1

Met het denkbeeld van de Triniteit der Triniteiten postuleren wij de mogelijke experiëntiële unificatie van ongelimiteerde realiteit, en soms denken wij dat dit alles wellicht zal gebeuren in de uiterste verte der ververwijderde eeuwigheid. Niettemin bestaat er in de tijd waarin wij nu leven, zoals ook in alle verleden en toekomstige universum-tijdperken, een actuele, huidige unificatie der oneindigheid: deze unificatie is immers existentieel in de Paradijs-Triniteit. De unificatie der oneindigheid als een experiëntiële realiteit ligt ondenkbaar ver weg, maar een onbeperkte oneindigheidseenheid domineert thans het huidige moment van het bestaan van het universum, en verenigt de divergenties van alle werkelijkheid met een existentiële majesteitelijkheid die absoluut is.

106:9.2

Wanneer eindige schepselen zich de oneindige unificatie trachten voor te stellen op de finaliteitsniveaus van de voltooide eeuwigheid, staan zij oog in oog met beperkingen van hun intellect, die inherent zijn aan hun bestaan als eindige wezens. De tijd, de ruimte en hun ervaring vormen barrières voor het voorstellingsvermogen van schepselen; maar geen enkel schepsel zou tot zelfs maar een beperkt begrip van de werkelijkheid van het universum kunnen komen zonder de tijd, los van de ruimte, en zonder ervaring. Zonder gevoeligheid voor tijd zou het geen enkel evolutionair schepsel mogelijk zijn om de betrekkingen van opeenvolging waar te nemen. Zonder waarneming van de ruimte zou geen enkel schepsel de betrekkingen van simultaneïteit kunnen doorgronden. Zonder ervaring zou geen enkel evolutionair schepsel zelfs maar kunnen bestaan; alleen de Zeven Absoluten der Oneindigheid transcenderen werkelijk de ervaring, en zelfs dezen kunnen in bepaalde fasen experiëntieel zijn.

106:9.3

Tijd, ruimte en ervaring zijn ’s mensen grootste hulpmiddelen bij de relatieve waarneming van de realiteit, en ook zijn meest geduchte obstakels wanneer hij de werkelijkheid volledig wil waarnemen. Stervelingen, en vele andere schepselen in het universum, achten het noodzakelijk om zich potentialiteiten voor te stellen als geactualiseerd wordend in de ruimte en tot vervulling evoluerend in de tijd, maar dit gehele proces is een tijd-ruimte-fenomeen dat op het Paradijs en in de eeuwigheid niet daadwerkelijk plaatsvindt. Op het absolute niveau is er tijd noch ruimte; alle potentialiteiten kunnen daar als actualiteiten worden waargenomen.

106:9.4

Het denkbeeld van de unificatie van alle werkelijkheid, in dit of enig ander universum-tijdperk, is in de grond tweevoudig: existentieel en experiëntieel. Deze eenheid komt thans tot experiëntiële realisatie in de Triniteit der Triniteiten, maar de mate waarin deze drievoudige Triniteit blijkt te actualiseren, is rechtstreeks evenredig met het verdwijnen van de kwalificaties en onvolmaaktheden van de werkelijkheid in de kosmos. De totale integratie der werkelijkheid is echter ongekwalificeerd en eeuwig en existentieel aanwezig in de Paradijs-Triniteit, waarbinnen precies op dit moment van het universum, de oneindige werkelijkheid absolute unificatie kent.

106:9.5

De paradox die wordt geschapen door de experiëntiële en existentiële standpunten, is onvermijdelijk en stoelt voor een gedeelte op het feit dat de Paradijs-Triniteit en de Triniteit der Triniteiten beide eeuwigheidsverbanden zijn, die stervelingen alleen als een tijd-ruimte relativiteit kunnen zien. De menselijke voorstelling van de geleidelijke experiëntiële actualisatie van de Triniteit der Triniteiten—het gezichtspunt van de tijd—moet worden aangevuld door het additionele postulaat dat deze reeds een feitelijkheid is—het gezichtspunt van de eeuwigheid. Maar hoe kunnen deze twee gezichtspunten met elkaar worden verzoend? Wij geven eindige stervelingen in overweging de waarheid te aanvaarden dat de Paradijs-Triniteit de existentiële eenwording der oneindigheid is, en dat hun onvermogen om de actuele tegenwoordigheid en voltooide manifestatie van de experiëntiële Triniteit der Triniteiten te bespeuren, gedeeltelijk is te wijten aan de vertekening die wordt teweeggebracht door de volgende, elkaar onderling beïnvloedende factoren:

106:9.6

1. het beperkte menselijke gezichtspunt, het onvermogen om het begrip ongekwalificeerde eeuwigheid te vatten;

106:9.7

2. de onvolmaakte status van de mens, zijn ver verwijderd zijn van het absolute niveau van experiëntiële werkelijkheden;

106:9.8

3. het doeleinde van het menselijk bestaan, het feit dat de mensheid is bedoeld te evolueren door de techniek van ervaring, en daarom inherent en constitutief afhankelijk moet zijn van ervaring. Alleen een Absolute kan zowel existentieel als experiëntieel zijn.

106:9.9

De Universele Vader in de Paradijs-Triniteit is de IK BEN van de Triniteit der Triniteiten, en uw onvermogen om de Vader als oneindig te ervaren moet worden toegeschreven aan uw beperkingen als eindige wezens. Het denkbeeld van de existentiële, solitaire, pre-Triniteit en onbereikbare IK BEN, en het postulaat van de experiëntiële, post-Triniteit der Triniteiten en bereikbare IK BEN, zijn één en dezelfde hypothese; er heeft geen daadwerkelijke verandering plaatsgevonden in de Oneindige; alle ogenschijnlijke ontwikkelingen zijn het resultaat van verhoogde capaciteiten tot receptie van de werkelijkheid en tot kosmische appreciatie.

106:9.10

Per slot van rekening moet de IK BEN bestaan vóór alle existentiële werkelijkheden en na alle experiëntiële werkelijkheden. Ofschoon deze ideeën de paradoxen der eeuwigheid en oneindigheid in uw menselijke bewustzijn niet kunnen verhelderen, moeten zij uw eindige intellect althans stimuleren om deze altijddurende vraagstukken opnieuw aan te pakken, vraagstukken die u op Salvington zullen blijven boeien, en ook later, wanneer ge volkomenen zijt, alsook in de gehele eindeloze toekomst van uw eeuwige loopbaan in de zich wijd verbreidende universa.

106:9.11

Vroeg of laat beginnen alle persoonlijkheden in het universum te beseffen dat de finale queeste der eeuwigheid de eindeloze exploratie van de oneindigheid is, de altijddurende ontdekkingsreis naar en in de absoluutheid van de Eerste Bron en Centrum. Vroeg of laat worden wij ons allen bewust dat alle groei van schepselen evenredig is met hun identificatie met de Vader. Wij begrijpen tenslotte dat het leven van de wil van God het eeuwige paspoort is naar de eindeloze mogelijkheid der oneindigheid zelve. Stervelingen zullen eens beseffen dat hun welslagen in de queeste naar de Oneindige recht evenredig is met hun bereiken van gelijkenis met de Vader, en dat in dit universum-tijdperk de werkelijkheden van de Vader geopenbaard worden in de eigenschappen van goddelijkheid. En deze eigenschappen van goddelijkheid kunnen schepselen in het universum zich persoonlijk eigen maken wanneer zij ervaren op goddelijke wijze te leven, en op goddelijke wijze leven betekent daadwerkelijk de wil van God te leven.

106:9.12

Wanneer materiële, evolutionaire, eindige schepselen een leven leiden dat stoelt op het leven van de wil van de Vader, dan leidt dit rechtstreeks tot het verwerven van allerhoogste macht voor de geest in de arena van de persoonlijkheid, en brengt het deze schepselen één stap nader tot het verstaan van de Vader-Oneindige. Zulk een Vader-leven stoelt op waarheid, is gevoelig voor schoonheid, en wordt beheerst door goedheid. Zulk een Godkennend mens wordt innerlijk verlicht door godsverering en wijdt zich uiterlijk oprecht aan de dienstbaarheid aan de universele broederschap van alle persoonlijkheden, een dienstbetoon van bijstand dat van barmhartigheid is vervuld en door liefde wordt bewogen, terwijl al deze levenseigenschappen in de evoluerende persoonlijkheid verenigd worden op steeds hogere niveaus van kosmische wijsheid, van zelfverwerkelijking, van het vinden van God en het aanbidden van de Vader.

106:9.13

[Aangeboden door een Melchizedek van Nebadon.]


◄ 106:8
 
Verhandeling 107 ►
 

Nederlandse vertaling © Stichting Urantia. Alle rechten voorbehouden.