Hoewel religie uitsluitend een persoonlijke geestelijke ervaring is—het kennen van God als Vader—brengt het uitvloeisel van deze ervaring—het kennen van de mens als broeder—met zich mee dat men zich aanpast aan andere persoonlijkheden, en dit impliceert het sociale of groepsaspect van het religieuze leven. Religie is eerst een innerlijk of persoonlijk richten, en vervolgens wordt het een zaak van sociaal dienstbetoon, een zich richten naar de groep. Het feit dat de mens in groepen leeft, heeft noodzakelijkerwijs tot gevolg dat er ook religieuze groepen zullen ontstaan. Wat er met deze religieuze groepen gebeurt, hangt zeer sterk af van intelligente leiding. In primitieve samenlevingen verschilt de religieuze gemeenschap vaak niet erg van economische of politieke groeperingen. Religie heeft altijd de zeden behoed en de stabiliteit van de samenleving bevorderd. En dit geldt nog steeds, niettegenstaande het feit dat vele moderne socialisten en humanisten het tegendeel onderrichten.
Houdt steeds het volgende in gedachten: ware religie is het kennen van God als uw Vader en de mens als uw broeder. Religie is niet een slaafs geloof in bedreigingen met straf of in magische beloften van verborgen beloningen in de toekomst.
De religie van Jezus is de meest dynamische invloed die de mensheid ooit in beweging heeft gezet. Jezus brak met alle traditie, vernietigde alle dogma en riep de mensheid op tot de verwezenlijking van haar hoogste idealen in tijd en eeuwigheid—om volmaakt te zijn, zoals ook de Vader in de hemel volmaakt is.
De religie heeft maar weinig kans te functioneren totdat de religieuze groep zich losmaakt van alle andere groeperingen—de sociale vereniging van de geestelijke leden van het koninkrijk des hemels.
De leer van de totale verdorvenheid van de mens heeft veel afbreuk gedaan aan het potentieel van de religie om reacties in de samenleving teweeg te brengen die een veredelende invloed en inspirerende waarde hebben. Jezus trachtte de mens in zijn waardigheid te herstellen toen hij verklaarde dat alle mensen kinderen Gods zijn.
Ieder religieus geloof dat de kracht heeft om de gelovige te vergeestelijken, zal zeker een krachtige weerslag hebben in het sociale leven van zulk een religieuze mens. Religieuze ervaring brengt immer de ‘vruchten van de geest’ voort in het dagelijks leven van de mens die door de geest geleid wordt.
Even zeker als mensen hun religieuze overtuigingen delen, scheppen zij een soort religieuze groepering die tenslotte gemeenschappelijke doeleinden schept. Eens zullen religieuze mensen bijeen komen en daadwerkelijke samenwerking tot stand brengen op basis van de eenheid van hun idealen en doelstellingen, veeleer dan dat zij zullen trachten zulks te doen op basis van psychologische meningen en theologische overtuigingen. Doelstellingen en niet geloofsbelijdenissen zouden religieuze mensen tot eenheid moeten brengen. Aangezien echte religie een zaak is van persoonlijke geestelijke ervaring, zal iedere religieuze mens onvermijdelijk zijn eigen persoonlijke interpretatie hebben van het besef van die geestelijke ervaring. Gebruik de term ‘geloof’ liever voor voor de persoonlijke relatie van de individuele mens met God, dan voor het als credo geformuleerde akkoord dat een bepaalde groep stervelingen met elkaar heeft kunnen bereiken inzake hun gemeenschappelijke religieuze instelling. ‘Hebt ge geloof? Houd het dan voor u.’
Dat geloof alleen te maken heeft met het vatten van ideale waarden, wordt aangetoond door de definitie in het Nieuwe Testament waarin gezegd wordt dat geloof de substantie is der dingen die men hoopt en het bewijs van zaken die men niet ziet.
De primitieve mens deed weinig moeite om zijn religieuze overtuigingen onder woorden te brengen. Zijn godsdienst werd meer uitgedanst dan uitgedacht. De moderne mens heeft vele geloofsbelijdenissen uitgedacht en vele toetsen van religieus geloof geschapen. In de toekomst zal de religieuze mens zijn religie moeten leven, zich moeten wijden aan het oprecht dienen van de broederschap der mensen. Het is hoog tijd dat de mens een zo persoonlijke, sublieme religieuze ervaring krijgt, dat deze alleen beseft en uitgedrukt kan worden door ‘gevoelens die te diep gaan voor woorden.’
Jezus eiste niet van zijn volgelingen dat zij geregeld bij elkaar zouden komen om een formule van woorden op te zeggen waarin hun gemeenschappelijke geloofsovertuigingen zouden worden aangegeven. Hij heeft alleen ingesteld dat ze bij elkaar dienen te komen om daadwerkelijk iets te doen—om deel te nemen aan de gemeenschappelijke avondmaaltijd ter herinnering aan zijn zelfschenkingsleven op Urantia.
Christenen begaan wel een grote vergissing wanneer zij Christus voorstellen als het allerhoogste ideaal van geestelijk leiderschap, en anderzijds van Godbewuste mannen en vrouwen durven verlangen dat zij het historische leiderschap verwerpen van de Godkennende mensen die in voorbije eeuwen hebben bijgedragen aan de verlichting van hun eigen natie of volk.