◄ 94:2
Verhandeling 94
94:4 ►

Het onderricht van Melchizedek in het Oosten

3. De Brahmaanse filosofie

94:3.1

Ofschoon de hoogste verschijningsvorm van het Brahmanisme nauwelijks een godsdienst was, was het waarlijk een van de nobelste pogingen van het denken van stervelingen om omhoog te reiken tot in de domeinen van de filosofie en de metafysica. Toen het Indische denken zich er eenmaal toe had gezet om de uiteindelijke werkelijkheid te ontdekken, ging het door tot het over bijna ieder aspect van de theologie had gespeculeerd, behalve het wezenlijke tweevoudige begrip van de religie: het bestaan van de Universele Vader van alle schepselen in het universum, en het feit van de opgaande ervaring in het universum van deze zelfde schepselen terwijl zij de eeuwige Vader trachten te bereiken, die hun heeft opgedragen volmaakt te zijn evenals hijzelf volmaakt is.

94:3.2

In het denkbeeld van Brahman reikte het denken van die dagen waarlijk naar het idee van een allesdoordringend Absolute, want dit postulaat werd tegelijkertijd als creatieve energie en als kosmische reactie opgevat. Men dacht zich Brahman als boven iedere mogelijkheid tot definitie verheven, en alleen begrijpelijk door het successievelijk ontkennen van alle eindige kwaliteiten. Het was beslist een geloof in een absoluut en zelfs oneindig wezen, maar deze voorstelling was grotendeels verstoken van persoonlijkheidsatrributen en kon daarom niet door individuele gelovigen worden ervaren.

94:3.3

Brahman-Narayana werd opgevat als het Absolute, het oneindige HET IS, de oorspronkelijke creatieve potentie van de potentiële kosmos, het Universele Zelf dat statisch en potentieel in alle eeuwigheid bestaat. Indien de filosofen van die dagen in staat waren geweest de volgende stap te zetten in hun begrip van de godheid, indien zij de Brahman als associatief en creatief hadden kunnen zien, als een persoonlijkheid die door geschapen en evoluerende wezens benaderd kan worden, dan had dergelijk onderricht de meest vooruitstrevende uitbeelding van de Godheid op Urantia kunnen worden, aangezien de eerste vijf niveaus van het totale functioneren van de godheid daarin zouden zijn vervat en de twee resterende niveaus er mogelijkerwijze in hadden kunnen worden voorzien.

94:3.4

In bepaalde aspecten bracht het denkbeeld van de Ene Universele Alziel als de totaliteit van de som van het bestaan van alle creaturen de Indische filosofen zeer dicht bij de waarheid van de Allerhoogste, maar deze waarheid baatte hun niets, aangezien zij geen redelijke of rationele persoonlijke benadering ontwikkelden om hun theoretisch monotheïstische doel van Brahman-Narayan te bereiken.

94:3.5

Het karma-principe van causaliteitscontinuïteit komt eveneens zeer dicht bij de waarheid dat de repercussies van alle daden in ruimte en tijd tot synthese komen in de Godheidstegenwoordigheid van de Allerhoogste; dit postulaat voorzag echter niet in het gelijkwaardig en persoonlijk bereiken van de Godheid door de individuele gelovige, maar alleen in het uiteindelijke verzinken van alle persoonlijkheid in de Universele Alziel.

94:3.6

De filosofie van het Brahmanisme kwam ook zeer dicht in de buurt van het besef van de inwoning van de Gedachtenrichters, maar werd misvormd door een misvatting van waarheid. De lering dat de ziel de inwoning is van de Brahman, zou de weg hebben geëffend voor een gevorderde religie, als dit idee niet geheel was gecorrumpeerd door het geloof dat er geen menselijke individualiteit bestaat los van deze inwoning van de Universele Ene.

94:3.7

In de leer van het samensmelten van de ziel van het zelf met de Alziel, voorzagen de theologen van India niet in de overleving van iets menselijks, iets nieuws en unieks, iets dat geboren wordt uit de vereniging van de wil van de mens en de wil van God. Het onderricht dat de ziel terugkeert naar de Brahman loopt dicht parallel aan de waarheid dat de Richter terugkeert naar de boezem van de Universele Vader, maar er is iets dat onderscheiden is van de Richter en eveneens overleeft, de morontiale tegenhanger van de sterfelijke persoonlijkheid. En dit idee, dat van vitaal belang is, ontbrak op fatale wijze aan de Brahmaanse filosofie.

94:3.8

De Brahmaanse filosofie is dicht in de buurt gekomen van vele feiten van het universum en is talrijke kosmische waarheden op het spoor gekomen, maar zij is al te dikwijls het slachtoffer geworden van de dwaling dat zij geen onderscheid maakte tussen de verscheidene niveaus der realiteit, zoals het absolute, het transcendentale en het eindige. Zij heeft geen rekening gehouden met het feit dat wat eindig-illusoir kan zijn op het absolute niveau, absoluut werkelijk kan zijn op het eindige niveau. En zij heeft ook geen kennis genomen van de essentiële persoonlijkheid van de Universele Vader, met wie op alle niveaus persoonlijk contact kan worden gemaakt, van de beperkte ervaring van God van het evolutionaire schepsel, tot aan de onbegrensde ervaring van de Eeuwige Zoon met de Paradijs-Vader.


◄ 94:2
 
94:4 ►