◄ 94:1
Verhandeling 94
94:3 ►

Het onderricht van Melchizedek in het Oosten

2. Het Brahmanisme

94:2.1

Toen de zendelingen uit Salem verder doordrongen tot het zuiden van de Dravidische Dekan, kwamen zij een groeiend kastenstelsel tegen, een stelsel dat door de Ariërs was ingevoerd om te voorkomen dat hun identiteit als ras verloren zou gaan in de confrontatie met een opkomend getij van de secundaire Sangik-volken. Aangezien de Brahmaanse priesterkaste de kern van dit systeem vormde, werd door deze sociale ordening de voortgang van de leraren uit Salem ernstig vertraagd. Dit kastenstelsel kon het Arische ras niet redden, maar het slaagde er wel in om de Brahmanen te bestendigen, en dezen hebben op hun beurt hun religieuze hegemonie in India tot op de dag van vandaag in stand gehouden.

94:2.2

En nu het Vedisme door het verwerpen van hogere waarheid verzwakte, werd de cultus van de Ariërs blootgesteld aan steeds heviger vijandelijke aanvallen vanuit de Dekan. In een wanhopige poging om het getij van de uitroeiing van hun ras en de vernietiging van hun religie te keren, zocht de kaste der Brahmanen zich boven alle anderen te verheffen. Zij onderrichtten dat het offer aan de godheid op zichzelf in alle opzichten afdoende was, dat het albedwingende kracht had. Zij verkondigden dat de twee wezenlijke goddelijke principes in het universum bestonden uit de godheid Brahman enerzijds en het Brahmaanse priesterdom anderzijds. Bij geen enkel ander volk op Urantia hebben de priesters zich aangematigd om zichzelf zelfs boven hun goden te verheffen, om de eerbewijzen die hun goden toekwamen voor zichzelf op te eisen. Maar zij dreven deze aanmatigende aanspraken zo absurd ver door, dat het gehele wankele systeem instortte toen de onterende culten uit de omringende, minder ontwikkelde civilisaties binnenstroomden. Het enorme Vedische priesterdom zelve begon te wankelen en ging tenonder in de zwarte vloed van traagheid en pessimisme die door hun eigen zelfzuchtige, onverstandige aanmatiging over heel India was gebracht.

94:2.3

De overmatige concentratie op het zelf leidde bepaald tot vrees voor de niet-evolutionaire voortzetting van het zelf in een eindeloze cyclus van opeenvolgende incarnaties als mens, dier, of gewas. En van alle verontreinigende geloofsovertuigingen die zich hadden kunnen vasthechten aan wat wellicht een opkomend monotheïsme was, was er geen zo afstompend als dit geloof in zielsverhuizing—de leer van de reïncarnatie van zielen—die uit de Dravidische Dekan kwam. Dit geloof in de vermoeiende, monotone cyclus van herhaalde zielsverhuizingen beroofde de worstelende stervelingen van hun langgekoesterde hoop om in de dood die verlossing en geestelijke vooruitgang te vinden die deel had uitgemaakt van het eerdere Vedische geloof.

94:2.4

Deze filosofisch ondermijnende lering werd spoedig gevolgd door de vinding van de leer van de eeuwige ontsnapping aan het zelf door onderdompeling in de universele rust en vrede van de absolute vereniging met Brahman, de alziel van de gehele schepping. Het verlangen van de sterveling en de menselijke ambitie werden afdoend onteerd en praktisch geheel gedood. Meer dan tweeduizend jaar lang hebben de betere geesten in India getracht om aan alle verlangen te ontkomen, en zo werd de deur wijd open gezet voor de latere culten en vormen van onderricht die de ziel van vele Hindoe-volken bijna geheel in de boeien van geestelijke hopeloosheid hebben geslagen. Van alle beschavingen heeft de Vedisch-Arische de vreselijkste prijs betaald voor de verwerping van het evangelie van Salem.

94:2.5

Het kastenstelsel alleen kon het Arische religieus-culturele systeem niet in stand houden, en toen de inferieure religies uit de Dekan zich in het noorden verbreidden, brak er een tijdperk van wanhoop en hopeloosheid aan. Het was in deze duistere tijden dat de cultus van het niet doden ontstond, en deze is sindsdien altijd blijven bestaan. Veel van de nieuwe culten waren rechtuit atheïstisch, en beweerden dat het enige bereikbare behoud slechts door ’s mensen eigen inspanningen bewerkt kon worden, zonder hulp van buitenaf. Maar in veel van deze ongelukkige filosofie kunnen vervormde resten van de onderrichtingen van Melchizedek en zelfs van Adam worden aangetroffen.

94:2.6

Dit waren de tijden waarin de latere geschriften van het Hindoe-geloof, de Brahmana’s en de Upanishads werden gecompileerd. Nadat zij de leringen van een persoonlijke religie door de persoonlijke geloofservaring met de enige God verworpen had, en besmeurd was geraakt met de vloedgolf van degraderende, ondermijnende culten en geloofsovertuigingen uit de Dekan, met hun antropomorfiseringen en hun reïncarnaties, onderging de Brahmaanse priesterkaste een felle reactie tegen deze schadelijke geloofsvormen; er was sprake van een duidelijke poging om ware werkelijkheid te zoeken en te vinden. De Brahmanen maakten zich op om de Indische opvatting van de godheid te ontdoen van antrompomorfe kenmerken, maar hierbij vervielen zij tot de ernstige dwaling dat zij het Godsbegrip van persoonlijkheid ontdeden, en ten slotte kwamen zij uit niet bij een verheven, geestelijk ideaal van de Paradijs-Vader, maar bij een afstandelijk, metafysisch idee van een alomvattend Absolute.

94:2.7

Bij hun pogingen tot zelfbehoud hadden de Brahmanen de ene God van Melchizedek verworpen, en nu bleef hun de hypothese van Brahman over, dat onbepaalde, bedrieglijke filosofische zelf, dat onpersoonlijke en impotente het, waardoor het geestelijke leven van India sinds die onfortuinlijke dagen tot aan de twintigste eeuw hulpeloos heeft gekwijnd.

94:2.8

In de tijden nu dat de Upanishads werden geschreven, kwam het Boeddhisme in India op. Ondanks de successen die het duizend jaar lang boekte, kon het evenwel niet wedijveren met het latere Hindoeïsme; hoewel het een hogere moraal voorstond, was het vroege Godsbeeld van het Boeddhisme nog minder goed omschreven dan dat van het Hindoeïsme, dat voorzag in mindere en persoonlijke godheden. In het noorden van India bezweek het Boeddhisme tenslotte voor de aanvallen van een militante Islam, met zijn scherpomlijnde denkbeeld van Allah als de allerhoogste God van het universum.


◄ 94:1
 
94:3 ►