◄ Verhandeling 84
  Deel 3 ▲
Verhandeling 86 ►
Verhandeling 85

De oorsprongen van religieuze verering

De verering van stenen en bergen  •  De verering van planten en bomen  •  De verering van dieren  •  De verering van de elementen  •  De verering van hemellichamen  •  De verering van de mens  •  De assistent-geesten van godsverering en wijsheid

DE primitieve religie had een biologische oorsprong, een natuurlijke evolutionaire ontwikkeling, naast ethische associaties en los van alle geestelijke invloeden. De hoger ontwikkelde dieren kennen wel angstgevoelens, maar koesteren geen illusies en hebben derhalve geen religie. De mens creëeert zijn primitieve religies uit zijn angstgevoelens en door middel van zijn illusies.

85:0.2

In de evolutie van de menselijke soort treedt aanbidding in zijn primitieve manifestaties op lang voordat het menselijk verstand in staat is de meer complexe opvattingen te formuleren van het leven hier en in het hiernamaals, die de naam van religie verdienen. De vroegste religie was geheel van verstandelijke aard en stoelde geheel op het met elkaar in verband brengen van gebeurtenissen. De voorwerpen van verering waren totaal suggestief; zij bestonden uit natuurlijke dingen die de eenvoudige, primitieve Urantianen dicht om zich heen hadden, of die een belangrijke rol speelden in hun ervaringen van alledag.

85:0.3

Toen de religie eenmaal voorbij het stadium van natuuraanbidding was geëvolueerd, verwierf zij wortels van geestelijke oorsprong maar bleef desondanks altijd door de sociale omgeving bepaald. Toen de natuuraanbidding zich ontwikkelde, stelde de mens zich in gedachten een arbeidsverdeling in de bovenaardse wereld voor; er bestonden natuurgeesten voor meren, bomen, watervallen, regen en honderden andere gewone aardse verschijnselen.

85:0.4

Op het een of andere moment heeft de sterfelijke mens alles op aarde aanbeden, met inbegrip van zichzelf. Hij heeft ook vrijwel al het voorstelbare in de lucht en onder het aardoppervlak aanbeden. De primitieve mens was bang voor alle manifestaties van kracht; hij vereerde ieder natuurverschijnsel dat hij niet kon begrijpen. De waarneming van sterke natuurkrachten, zoals onweer, overstromingen, aardbevingen, aardverschuivingen, vulkanen, vuur, hitte en koude, maakten grote indruk op het zich ontwikkelende verstand van de mens. De onverklaarbare dingen in het leven worden nog steeds ‘daden Gods’ en ‘mysterieuze beschikkingen der Voorzienigheid’ genoemd.


 
 
85:1 ►
Het Urantia Boek