◄ 83:4
Verhandeling 83
83:6 ►

Het huwelijk als instituut

5. Meervoudige huwelijken

83:5.1

In de vroege geschiedenis van het huwelijk behoorden de ongetrouwde vrouwen aan de mannen van de stam. Later had een vrouw slechts één man tegelijk. Dit gebruik van één man tegelijk was de eerste afwijking van de promiscu ï teit van de horde. Terwijl een vrouw slechts één man mocht hebben, kon haar echtgenoot deze tijdelijke betrekkingen naar willekeur verbreken. Maar deze los gereguleerde verbindingen vormden de eerste stap naar het paarsgewijze leven, ter onderscheiding van het leven in de horde. In deze fase van de ontwikkeling van het huwelijk behoorden de kinderen meestal aan de moeder.

83:5.2

De volgende fase in de evolutie van de paarvorming was het groepshuwelijk. Deze communale fase van het huwelijk was een noodzakelijke tussenfase in de ontplooiing van het familieleven, omdat de huwelijkszeden nog niet krachtig genoeg waren om paarsgewijze verbintenissen bestendig te maken. Huwelijken tussen broer en zuster behoorden tot deze groep; daarbij huwden vijf broers uit één gezin met vijf zusters uit een ander gezin. Over de gehele wereld evolueerden de lossere vormen van het communale huwelijk geleidelijk tot verschillende soorten groepshuwelijken. Deze groepsverbintenissen nu werden grotendeels geregeld door de totemzeden. Het familieleven ontwikkelde zich langzaam en zeker, omdat de ordening van het seksuele verkeer en het huwelijk het voortbestaan van de stam zelf bevorderde, door de overleving van grotere aantallen kinderen zeker te stellen.

83:5.3

Bij de meer vooruitstrevende stammen weken groepshuwelijken geleidelijk voor de opkomende vormen van polygamie—polygynie en polyandrie. Polyandrie werd nooit algemeen, het beperkte zich gewoonlijk tot koninginnen en rijke vrouwen; bovendien was het in de regel een familie-aangelegenheid, één vrouw voor verscheidene broers. De kaste en de economische beperkingen maakten het soms noodzakelijk dat verscheidene mannen zich met één vrouw tevredenstelden. Zelfs dan trouwde de vrouw met slechts één van hen, en werden de anderen in een los verband werden getolereerd als ‘ooms’ van het gezamenlijke nageslacht.

83:5.4

De Joodse gewoonte waarbij een man omgang moest hebben met de weduwe van zijn overleden broer om ‘zaad voor zijn broeder te gewinnen,’ was de gewoonte in meer dan de helft van de oude wereld. Dit was een overblijfsel uit de tijd toen het huwelijk meer een familiezaak was dan een verbintenis tussen individuen.

83:5.5

Het instituut van polygynie erkende, in verschillende perioden, vier soorten getrouwde vrouwen:

83:5.6

1. de officiële of wettige vrouwen;

83:5.7

2. vrouwen uit genegenheid en met hun instemming getrouwd;

83:5.8

3. bijvrouwen, contractueel gebonden vrouwen;

83:5.9

4. lijfeigen vrouwen.

83:5.10

Echte polygynie, waarbij alle vrouwen een gelijkwaardige status hebben en alle kinderen gelijk zijn, is zeer zelden voorgekomen. Gewoonlijk werd zelfs bij meervoudige huwelijken het huis beheerst door de hoofdechtgenote, de gezellin met een rechtspositie. Zij was de enige die gehuwd werd volgens de rituele huwelijksceremonie en alleen de kinderen van zo’n gekochte of met een bruidsschat begiftigde echtgenote konden erven, tenzij er een speciale regeling met de status-vrouw was getroffen.

83:5.11

De vrouw met de rechtspositie was als zodanig niet noodzakelijk de uit liefde getrouwde vrouw; in de oude tijd was zij dat gewoonlijk niet. De geliefde vrouw, of lieveling, kwam pas voor toen de rassen zich aanmerkelijk hadden ontwikkeld, en wel vooral na de vermenging van de evolutionaire stammen met de Nodieten en Adamieten.

83:5.12

Door het taboe dat het bezit van meer dan één wettige vrouw verbood, ontstonden de zeden ten aanzien van bijvrouwen. Volgens deze zeden mocht de man slechts één vrouw hebben, maar hij kon seksuele verhoudingen hebben met om het even welk aantal bijvrouwen. Het concubinaat was een stap voorwaarts naar de monogamie, de eerste afwijking van de openlijke veelwijverij. De bijvrouwen van de Joden, Romeinen en Chinezen waren zeer dikwijls de dienstmaagden van de echtgenote. Later werd, zoals bij de Joden, de wettige vrouw beschouwd als de moeder van alle kinderen die de echtgenoot verwekte.

83:5.13

De oude taboes op seksueel verkeer met een zwangere of zogende vrouw droegen over het algemeen belangrijk bij tot het in stand houden van de polygynie. De primitieve vrouwen verouderden zeer vroeg door hun vele zwangerschappen, gepaard met zware arbeid. (Deze overbelaste vrouwen slaagden er alleen in te blijven leven dank zij het feit dat zij, wanneer zij niet zwanger waren, iedere maand gedurende een week werden geïsoleerd.) Zo’n vrouw kreeg er vaak genoeg van kinderen te baren en vroeg dan haar echtgenoot een tweede, jongere vrouw te nemen, een die in staat was te helpen zowel met het voortbrengen van kinderen als bij het huishoudelijke werk. De nieuwe vrouwen werden daarom gewoonlijk met vreugde door de oudere vrouwen verwelkomd; er bestond niets in de trant van seksuele jaloersheid.

83:5.14

Het aantal vrouwen werd slechts beperkt door het vermogen van de man om hen te onderhouden. Rijke, gezonde mannen wilden grote aantallen kinderen, en omdat de zuigelingensterfte zeer hoog was, hadden zij een verzameling vrouwen nodig om een grote familie te verwerven. Velen van deze meerdere vrouwen waren niet meer dan arbeidsters, slavinnen.

83:5.15

Menselijke gewoonten evolueren wel, doch zeer langzaam. De bedoeling van een harem was een sterke, talrijke groep bloedverwanten op te bouwen ter ondersteuning van de troon. Een zeker opperhoofd raakte er eens van overtuigd dat hij geen harem moest hebben, dat hij tevreden zou moeten zijn met één vrouw en dus liet hij prompt zijn harem gaan. De ontevreden vrouwen gingen naar hun ouderlijk huis, en hun beledigde verwanten vielen het opperhoofd in woede aan en doodden hem ter plekke.


◄ 83:4
 
83:6 ►