◄ 81:2
Verhandeling 81
81:4 ►

De ontwikkeling van de moderne civilisatie

3. Steden, industrie en handel

81:3.1

De vernietiging door klimatologische veranderingen van de rijke, open graslanden, de jacht- en weidegebieden van Turkestan, die ongeveer 12.000 v. Chr. begon, dwong de mensen in die gebieden hun toevlucht te nemen tot nieuwe vormen van nijverheid en primitieve productieprocessen. Sommigen gingen over tot het cultiveren van gedomensticeerde kudden, anderen werden landbouwer of verzamelden voedsel uit het water, maar de hoger ontwikkelde Andieten verkozen zich bezig te houden met handel en nijverheid. Het werd zelfs de gewoonte dat hele stammen zich toelegden op de ontwikkeling van één enkele bedrijvigheid. Van het Nijldal tot de Hindoekoesj en van de Ganges tot de Gele Rivier, werd de ontginning van het land de voornaamste bedrijvigheid van de superieure stammen, met handel als nevenactiviteit.

81:3.2

De toename van de handel en van de bewerking van ruwe grondstoffen tot verscheidene handelsartikelen droeg direct bij tot het ontstaan van deze vroege, half vreedzame gemeenschappen, die zo sterk hebben bijgedragen tot de verspreiding van de cultuur en kunstvaardigheden der civilisatie. Vóór de tijd dat de wereldhandel zich op grote schaal had uitgebreid, droegen de sociale gemeenschappen een stamkarakter—het waren uitgegroeide familiegroepen. De handel bracht verschillende soorten mensen tot omgang met elkaar, en droeg zo bij tot een snellere culturele kruisbestuiving.

81:3.3

Ongeveer twaalfduizend jaar geleden brak het tijdvak van de onafhankelijke steden aan. Deze primitieve steden van handels- en ambachtslieden werden altijd omringd door gebieden met landbouw en veeteelt. Hoewel het juist is dat de industrie werd bevorderd door de verhoging van het levenspeil, moet ge geen onjuist beeld hebben van de verfijning van het vroege stedelijk leven. De oude volken waren niet overmatig netjes en zindelijk en de gemiddelde primitieve gemeenschap kwam iedere vijfentwintig jaar tussen dertig en zestig centimeter hoger te liggen, alleen als gevolg van de opstapeling van vuil en afval. Bepaalde oude steden rezen ook zeer spoedig boven de omliggende gebieden uit omdat hun hutten van ongebakken leem een korte levensduur hadden, en het was de gewoonte om nieuwe woningen direct op de ruïnes van de oude te bouwen.

81:3.4

Het wijdverbreide gebruik van metalen was kenmerkend voor dit tijdperk van de eerste industrie- en handelssteden. Ge hebt in Turkestan reeds een bronzen cultuur aangetroffen die dateert van voor 9000 v. Chr., en de Andieten leerden reeds vroeg om ijzer, goud en ook koper te bewerken. De omstandigheden in afgelegen gebieden waren echter heel anders dan die in de meer ontwikkelde beschavingscentra. Er waren duidelijk onderscheiden perioden zoals het Stenen, Bronzen en IJzeren Tijdperk; alledrie bestonden tegelijkertijd op verschillende plaatsen.

81:3.5

Goud was het eerste metaal dat door de mens werd gezocht; het was gemakkelijk te bewerken en werd aanvankelijk alleen als versiering gebruikt. Daarna werd er gebruik gemaakt van koper, maar pas op grote schaal toen het werd gemengd met tin om het hardere brons te maken. De ontdekking dat koper en tin vermengd konden worden tot brons, werd gedaan door een van de Adamszonieten in Turkestan, wiens kopermijn in de hoogvlakte toevallig naast een tinader lag.

81:3.6

Met de opkomst van primitieve nijverheid en het begin van industrie werd de handel al spoedig de krachtigste invloed in de verspreiding der culturele civilisatie. Het openen van handelsroutes te land en ter zee vergemakkelijkte het reizen en de vermenging van culturen zeer, evenals het in elkaar overgaan van beschavingen. Tegen 5000 v. Chr. werd het paard in alle geciviliseerde beschaafde en halfgeciviliseerde landstreken algemeen gebruikt. Deze latere volken hadden niet alleen getemde paarden, maar ook verscheidene soorten vrachtkarren en strijdwagens. Reeds eeuwen daarvoor was het wiel in gebruik geweest, maar nu werden de met wielen uitgeruste voertuigen algemeen gebruikt, zowel voor de handel als in de oorlog.

81:3.7

De reizende handelsman en de zwervende verkenner deden meer voor de bevordering van de historische civilisatie dan alle andere invloeden tezamen. Militaire veroveringen, kolonisatie en het door de latere religies bevorderde zendingswerk waren ook factoren in de verspreiding van cultuur; deze waren echter allen van minder betekenis dan de handelsbetrekkingen die zich steeds sneller uitbreidden door de zich in vlug tempo ontwikkelende kunstvaardigheden en wetenschappen van de nijverheid.

81:3.8

De toevoeging van het Adamische erfelijk materiaal aan de menselijke rassen versnelde niet alleen het tempo van de civilisatie, doch stimuleerde ook in belangrijke mate hun drang tot avontuur en onderzoek, zodat het grootste deel van Eurazië en Noord-Afrika weldra werd bewoond door de zich snel vermenigvuldigende nazaten der Andieten.


◄ 81:2
 
81:4 ►