Gedurende het verval van de cultuur in Mesopotamië hield een superieure beschaving enige tijd stand op de eilanden in het oosten van de Middellandse Zee.
Omstreeks 12.000 v. Chr. migreerde een briljante Andietenstam naar Kreta. Dit was het enige eiland waarop zich zo vroeg reeds zulk een superieure groep vestigde, en bovendien duurde het bijna tweeduizend jaar voordat de nazaten van deze zeelieden zich over de naburige eilanden verspreidden. Deze groep bestond uit smalhoofdige, kleingebouwde Andieten die zich hadden vermengd met de Vanitische tak van de noordelijke Nodieten. Zij waren allen nog geen honderdtachtig centimeter lang, en waren door hun grotere, inferieure medemensen letterlijk van het vasteland verdreven. Deze emigranten naar Kreta waren zeer bedreven in de weefkunst, metaalbewerking, pottenbakkerij, loodgieterij en het gebruik van steen als bouwmateriaal. Zij beoefenden de schrijfkunst en leefden als herders en landbouwers.
Bijna tweeduizend jaren na de kolonisatie van Kreta kwam een groep der lange afstammelingen van Adamszoon via de noordelijke eilanden naar Griekenland, vrijwel regelrecht van hun geboortegrond in het hoogland ten noorden van Mesopotamië. Deze voorzaten van de Grieken werden door Sato, een directe afstammeling van Adamszoon en Ratta, naar het westen geleid.
De groep die zich tenslotte in Griekenland vestigde, bestond uit driehonderdvijfenzeventig der uitgelezen, superieure mensen die het einde vormden van de tweede civilisatie van de Adamszonieten. Deze latere zonen van Adamszoon droegen de toen meest waardevolle erfelijkheidsfactoren in zich van de opkomende blanke rassen. Zij hadden een hoog intellectueel niveau en waren, lichamelijk gezien, de prachtigste mensen sinds de dagen van het eerste Eden.
Weldra volgden Griekenland en de Egeïsche eilanden Mesopotamië en Egypte op als het westelijke centrum van handel, kunst en cultuur. Maar evenals in Egypte, was opnieuw vrijwel alle kunst en wetenschap van de Egeïsche wereld afkomstig uit Mesopotamië, behalve de cultuur van de Adamszonitische voorlopers van de Grieken. Alle kunst en genialiteit van de Grieken is een regelrechte erfenis van het nageslacht van Adamszoon, de eerste zoon van Adam en Eva, en zijn uitzonderlijke tweede vrouw, een dochter die in ononderbroken lijn afstamde van de zuiver Noditische staf van Vorst Caligastia. Het is geen wonder dat de Grieken mythologische overleveringen hadden volgens welke zij rechtstreeks afstamden van goden en bovenmenselijke wezens.
Het Egeïsche gebied doorliep vijf onderscheiden culturele fasen die steeds minder geestelijk werden, en weldra bezweek het laatste glorieuze tijdperk der kunsten onder het gewicht van de zich snel vermenigvuldigende middelmatige nazaten van de Donau-slaven die door de latere Griekse generaties waren ingevoerd.
In deze tijd nu kwam op Kreta de moedercultus van de afstammelingen van Kaïn het sterkst in zwang. Deze cultus verheerlijkte Eva in de verering van de ‘grote moeder.’ Overal waren er afbeeldingen van Eva. Duizenden openbare heiligdommen werden er overal op Kreta en in Klein-Azië opgericht. Deze moedercultus duurde voort tot de dagen van Christus, en werd later in de vorm van de verheerlijking en verering van Maria, de aardse moeder van Jezus, ingelijfd in de vroeg-Christelijke godsdienst.
Tegen ongeveer 6500 v. Chr. had er een groot verval in de geestelijke erfenis der Andieten plaatsgevonden. De afstammelingen van Adam waren wijd en zijd verstrooid en praktisch door de oudere, talrijkere menselijke rassen verzwolgen. Deze neergang van de Anditische beschaving, alsmede het verdwijnen van hun godsdienstige normen, liet de geestelijk verarmde volken van de wereld in een jammerlijke toestand achter.
Tegen 5000 v. Chr. bevonden de drie zuiverste takken van Adams nazaten zich in Sumerië, het noorden van Europa en in Griekenland. Geheel Mesopotamië ging langzamerhand achteruit door de stroom gemengde en donkere volken die langzaam vanuit Arabië binnendrongen. De komst van deze inferieure volken droeg bovendien verder bij tot de verstrooiing van de biologische en culturele restanten der Andieten. Uit de gehele vruchtbare halvemaanvormige strook stroomden de meer avontuurlijke mensen in westelijke richting naar de eilanden. Deze volksverhuizers verbouwden zowel graan als groenten en voerden gedomesticeerde dieren met zich mee.
Omstreeks 5000 v. Chr. vertrok er een enorme menigte vooruitstrevende Mesopotamiërs uit de vallei van de Eufraat en vestigde zich op het eiland Cyprus; deze civilisatie werd ongeveer tweeduizend jaren daarna door de barbaarse horden uit het noorden uitgeroeid.
Een andere grote kolonie vestigde zich aan de Middellandse Zee, dichtbij het latere Carthago. En vanuit Noord-Afrika drongen grote aantallen Andieten Spanje binnen, om zich later in Zwitserland te vermengen met hun verwanten die vanaf de Egeïsche eilanden eerder naar Italië waren gekomen.
Toen na Mesopotamië, ook Egypte in cultureel verval geraakte, vluchtten vele van de meer bekwame en vooruitstrevende families naar Kreta, waardoor deze reeds ontwikkelde civilisatie nog sterker werd. En toen de latere komst van inferieure groepen uit Egypte de beschaving van Kreta bedreigde, trokken de meer ontwikkelde families verder naar het westen, naar Griekenland.
De Grieken waren niet alleen zeer goede leraren en kunstenaars, zij waren ook ’s werelds beste handelaren en kolonisators. Voordat zij bezweken onder de vloedgolf van inferioriteit die tenslotte hun kunst en handel overspoelde, slaagden zij erin zoveel culturele buitenposten in het westen te vestigen, dat een groot deel van de vooruitgang der vroege Griekse beschaving standhield onder de latere Zuid-Europese volken, en vele gemengde afstammelingen van deze Adamszonieten werden opgenomen door de stammen van het naburige vasteland.