◄ 70:4
Verhandeling 70
70:6 ►

De evolutie van het menselijk bestuur

5. Het begin van het staatsbestuur

70:5.1

Iedere menselijke instelling is eens begonnen en het burgerlijke staatsbestuur is uit een voortschrijdende evolutie voortgekomen, evenals het huwelijk, de industrie en de godsdienst. Uit de oude clans en primitieve stammen ontwikkelden zich geleidelijk de opeenvolgende vormen van menselijk bestuur die aldoor zijn gekomen en gegaan, tot en met de vormen van sociale en burgerlijke regulering die kenmerkend zijn voor het midden van de twintigste eeuw.

70:5.2

Met de geleidelijke opkomst van familie-eenheden werd de grondslag voor het bestuur in de organisatie van de clans, de groeperingen van bloedverwante families gelegd. Het eerste echte bestuurslichaam was de raad der oudsten. Deze bestuursgroep was samengesteld uit oude mannen die zich op een of andere competente wijze hadden onderscheiden. Wijsheid en ervaring werden al vroeg gewaardeerd, zelfs door de barbaarse mens, en er volgde een lang tijdperk waarin de oudsten overheersten. Dit oligarchische bewind der oudsten ontwikkelde zich geleidelijk tot de idee van het patriarchaat.

70:5.3

De vroege raad der oudsten kende in potentie alle bestuurlijke functies: de uitvoerende, wetgevende en de rechtsprekende. Als de raad gangbare gewoonten interpreteerde, fungeerde zij als een gerechtshof; wanneer zij nieuwe vormen van sociale gebruiken vastlegde, als wetgevend lichaam; en voorzover zulke voorschriften en bepalingen werden afgedwongen, als uitvoerende macht. De voorzitter van de raad was een voorloper van het latere stamhoofd.

70:5.4

Sommige stammen hadden een vrouwelijke raad, en van tijd tot tijd hadden vele stammen vrouwelijke leiders. Bepaalde stammen van de rode mens hielden de leer van Onamonalonton levend door het volgen van de regel van het eenstemmig bewind van de ‘raad van zeven.’

70:5.5

De mensheid heeft het moeilijk gevonden om te leren dat er geen vrede kan bestaan noch oorlog worden gevoerd door een dispuutgezelschap. De primitieve ‘palavers’ hadden maar zelden nut. Het volk leerde al spoedig dat een leger dat werd aangevoerd door een groep clanhoofden geen kans maakte tegenover een sterk, door één man aangevoerd leger. De oorlog heeft altijd koningen voortgebracht.

70:5.6

Aanvankelijk werden oorlogsaanvoerders alleen gekozen om militaire diensten te verrichten en gewoonlijk stonden zij iets van hun gezag af in tijden van vrede, wanneer hun plichten een meer sociaal karakter hadden. Maar geleidelijk begonnen zij zich ook op te dringen in de tussenliggende perioden van vrede, regeerden zij na de ene oorlog meestal door tot de volgende. Zij zorgden er vaak voor dat oorlogen snel op elkaar volgden. Deze krijgsheren uit de oudheid waren niet erg op vrede gesteld.

70:5.7

In latere perioden werden sommige aanvoerders ook gekozen voor andere dan militaire diensten, zij werden dan geselecteerd vanwege uitzonderlijke lichamelijke of opmerkelijke persoonlijke bekwaamheden. De rode mensen hadden vaak twee soorten leiders—de sachems, of leiders in tijd van vrede, en de erfelijke oorlogsleiders. De heersers in vredestijd waren ook rechters en leraren.

70:5.8

Sommige oude samenlevingen werden bestuurd door medicijnmannen die dikwijls als hoofd optraden. Eén man trad op als priester, heelmeester en stamhoofd. Zeer dikwijls waren de vroege koninklijke onderscheidingstekenen oorspronkelijk symbolen of emblemen van het priestergewaad geweest.

70:5.9

En langs deze stadia is geleidelijk het uitvoerend bestuur tot stand gekomen. De raden van de clan of stam bleven bestaan met adviserende bevoegdheden en als voorlopers van de wetgevende en rechtsprekende organen die later opkwamen. Onder de verschillende stammen in Afrika bestaan thans al deze vormen van primitief bestuur nog steeds daadwerkelijk.


◄ 70:4
 
70:6 ►