◄ 70:0
Verhandeling 70
70:2 ►

De evolutie van het menselijk bestuur

1. De genese van oorlog

70:1.1

Oorlog is de natuurlijke staat en erfenis van de evoluerende mens; vrede is de sociale maatstaf waarnaar de vooruitgang der civilisatie wordt gemeten. Vóór de gedeeltelijke socialisering van de zich ontwikkelende rassen was de mens uitermate individualistisch, uiterst achterdochtig en ongelooflijk twistziek. Geweld is de wet der natuur, vijandigheid de automa-tische reactie van de kinderen der natuur, terwijl oorlog niet anders is dan dezelfde activiteiten in collectieve vorm. En wanneer en waar de structuur van de civilisatie onder druk komt te staan door de complicaties die met de sociale vooruitgang gepaard gaan, vindt er altijd een onmiddellijke, rampzalige terugkeer plaats naar deze oude methoden om de irritaties door de onderlinge menselijke omgang op gewelddadige wijze te regelen.

70:1.2

Oorlog is een dierlijke reactie op geschillen en irritaties; vrede vergezelt de geciviliseerde oplossing van al zulke problemen en moeilijkheden. Evenals de latere gedegenereerde Adamieten en Nodieten, waren de Sangik-rassen alle krijgszuchtig. De Andonieten werd al vroeg de gulden regel bijgebracht, en hun afstammelingen, de Eskimo’s, houden zich ook heden ten dage nog grotendeels aan deze code: het gewoonterecht leeft sterk onder hen en ze zijn redelijk vrij van gewelddadige antagonismen.

70:1.3

Andon leerde zijn kinderen ruzies op te lossen door elk met een stok op een boom te slaan en ondertussen de boom te verwensen; degene wiens stok het eerst brak, had gewonnen. De latere Andonieten hadden de gewoonte geschillen bij te leggen door een openbare vertoning te geven, waarbij de tegenstanders de draak met elkaar staken en elkaar belachelijk maakten, en het publiek door applaus uitmaakte wie de winnaar was.

70:1.4

Het verschijnsel oorlog kon zich echter pas voordoen toen de samenleving voldoende was ontwikkeld om daadwerkelijke perioden van vrede te kennen en militaire praktijken te sanctioneren. Het hele begrip oorlog houdt een zekere mate van organisatie in.

70:1.5

Toen er sociale groeperingen ontstonden, gingen individuele irritaties op in de gevoelens van de groep, hetgeen de rust binnen de stammen bevorderde doch ten koste ging van de vrede tussen de stammen. Zo werd vrede het eerst ervaren binnen de eigen groep of stam, welke steeds een afkeer had van, en haat koesterde jegens de groep daarbuiten, de vreemdelingen. De vroege mens beschouwde het als een deugd om vreemd bloed te vergieten.

70:1.6

Maar zelfs dit werkte in het begin niet. Wanneer de vroege stamhoofden wilden proberen geschillen glad te strijken, merkten zij dikwijls dat het nodig was om op zijn minst eens per jaar de stam toe te staan met stenen te vechten. De clan placht zich dan in twee groepen te verdelen en een hele dag te vechten. Dit had geen andere reden dan vermaak; vechten deed hun werkelijk plezier.

70:1.7

Het oorlogvoeren duurt voort omdat de mens menselijk is, geëvolueerd uit een dier, en alle dieren zijn strijdlustig. Tot de eerste oorzaken van oorlog behoorden:

70:1.8

1. Honger die leidde tot voedsel-rooftochten. Gebrek aan land heeft altijd oorlog veroorzaakt, en tijdens deze gevechten werden de vroege vreedzame stammen praktisch uitgeroeid.

70:1.9

2. Schaarsheid van vrouwen—een poging om een tekort aan hulp in het huis te verlichten. Vrouwenroof heeft altijd oorlog veroorzaakt.

70:1.10

3. IJdelheid—het verlangen om de dapperheid van de stam te tonen. Hoger ontwikkelde groepen plachten te vechten om hun levenswijze aan lager ontwikkelde volken op te leggen.

70:1.11

4. Slaven—de behoefte aan recruten voor de gelederen van de werkers.

70:1.12

5. Wraak was de beweegreden tot oorlog als een stam geloofde dat een naburige stam de dood van een stamgenoot had veroorzaakt. De rouwtijd duurde totdat er een hoofd werd thuisgebracht. Oorlog als wraakoefening werd tot in betrekkelijk recente tijden gerespecteerd.

70:1.13

6. Tijdverdrijf—oorlog werd door de jonge mannen uit die vroege tijden als tijdverdrijf beschouwd. Indien er zich geen goed en geldig voorwendsel voor oorlog voordeed, wanneer de vrede benauwend werd, hadden buurstammen de gewoonte uit te trekken in een half vriendschappelijk gevecht, zodat zij als vakantieviering op strooptocht konden gaan en zich met schijngevechten konden vermaken.

70:1.14

7. Religie—het verlangen bekeerlingen te maken voor de stamgodsdienst. Alle primitieve godsdiensten sanctioneerden oorlog. Eerst kort geleden is de godsdienst begonnen oorlog af te keuren. In de oude tijd was het priesterdom helaas meestal nauw verbonden met de militaire macht. Een van de grote vredesbewegingen aller tijden is de poging geweest om kerk en staat te scheiden.

70:1.15

Deze oude stammen voerden altijd oorlog op bevel van hun goden, in opdracht van hun stamhoofden of medicijnmannen. De Hebreeërs geloofden in zo’n ‘God van de strijd’ en het verhaal van hun inval bij de Midianieten is een typerend relaas over de afschuwelijke wreedheid van de oude stammenoorlogen; deze geweldpleging, met het afslachten van alle mannen en later het doden van alle mannelijke kinderen en alle vrouwen die geen maagd waren, zou de zeden van een stamhoofd van tweehonderdduizend jaar geleden tot eer hebben gestrekt. En dit alles werd bedreven in de ‘naam van de Here God van Israël.’

70:1.16

Dit is een beschrijving van de evolutie van de samenleving—het natuurlijke uitwerken van de problemen der rassen—de mens die zijn eigen bestemming op aarde uitwerkt. Dergelijke wreedheden worden niet teweeggebracht door de Godheid, ook al heeft de mens de neiging zijn goden ervoor verantwoordelijk te stellen.

70:1.17

Militaire clementie is slechts langzaam tot het mensdom doorgedrongen. Zelfs toen een vrouw, Debora, de Hebreeërs regeerde, bleef dezelfde massale wreedheid bestaan. Bij zijn overwinning op de heidenen zorgde haar generaal dat ‘het gehele leger viel door de scheprte des zwaards; niet één bleef over.’

70:1.18

Al zeer vroeg in de geschiedenis van het menselijk geslacht werden er vergiftigde wapens gebruikt. Er werden allerlei vormen van verminking toegepast. Saul schrok er niet voor terug honderd voorhuiden van Filistijnen van David te eisen als bruidsschat voor zijn dochter Mikal.

70:1.19

De eerste oorlogen werden tussen gehele stammen uitgevochten, maar wanneer in latere tijden twee leden van verschillende stammen een geschil hadden, gingen de twee tegenstanders een tweegevecht aan, in plaats van dat de twee stammen gingen strijden. Er ontstond ook een gewoonte waarbij twee legers alles inzetten op de uitslag van een krachtmeting tussen twee gekozen representanten, zoals in het geval van David en Goliat.

70:1.20

De eerste verfijning in het oorlogvoeren was het maken van gevangenen. Vervolgens werden de vrouwen vrijgesteld van oorlogshandelingen en daarna kwam de erkenning van non-combattanten. Al spoedig ontwikkelden zich de militaire kasten en staande legers om gelijke tred te kunnen houden met de toenemende complexiteit van de strijd. Zulke krijgslieden werd al vroeg verboden om met vrouwen om te gaan en vrouwen zijn reeds lang geleden opgehouden te vechten, ofschoon zij de soldaten altijd hebben gevoed en verpleegd en hen tot de strijd hebben aangespooord.

70:1.21

Het gebruik om de oorlog te verklaren betekende een grote stap vooruit. Deze verklaringen van de intentie om oorlog te voeren betekenden dat er een gevoel van billijkheid was ontstaan, hetgeen werd gevolgd door de geleidelijke ontwikkeling van regels voor ‘beschaafde’ oorlogvoering. Heel vroeg werd het de gewoonte om dichtbij religieuze plaatsen geen strijd te leveren, en later, om niet te vechten op bepaalde heilige dagen. Hierop volgde de algemene erkenning van het asielrecht: politieke vluchtelingen ontvingen bescherming.

70:1.22

Zo ontwikkelde de oorlogvoering zich geleidelijk van de primitieve jacht op mensen tot het ietwat meer geregelde systeem van latere ‘geciviliseerde’ naties. Doch slechts langzaam neemt de sociale instelling van vriendschap de plaats in van die van vijandschap.


◄ 70:0
 
70:2 ►