◄ 69:4
Verhandeling 69
69:6 ►

Primitieve menselijke instellingen

5. Het ontstaan van kapitaal

69:5.1

Kapitaal is arbeid aangewend als renunciatie van het heden ten gunste van de toekomst. Spaargeld is een vorm van verzekering van de levensbehoeften en de overleving. Het opslaan van voedsel ontwikkelde zelfbeheersing en schiep de eerste problemen van kapitaal en arbeid. De man die voedsel had, was duidelijk in het voordeel ten opzichte van de mens die geen voedsel had, mits hij dit kon beschermen tegen rovers.

69:5.2

De eerste bankier was de dapperste man van de stam. De schatten van de groep werden bij hem in bewaring gegeven, terwijl de gehele clan zijn hut placht te verdedigen in het geval dat zij werden aangevallen. Zo leidde het verzamelen van individueel kapitaal en groepsrijkdom rechtstreeks tot militaire organisatie. Aanvankelijk waren deze voorzorgen bedoeld om eigendommen te verdedigen tegen vreemde overvallers, maar later werd het de gewoonte om de militaire organisatie in staat van geoefendheid te houden door aanvallen te organiseren op het bezit en de rijkdom van naburige stammen.

69:5.3

De fundamentele impulsen die leidden tot het verzamelen van kapitaal waren:

69:5.4

1. Honger—alsmede een vooruitziende blik. Het sparen en conserveren van voedsel betekende macht en gemak voor hen die voldoende vooruit konden zien om zo in hun toekomstige behoeften te voorzien. Het opslaan van voedsel was voldoende verzekering tegen honger en rampen. Het gehele corpus der primitieve zeden had in werkelijkheid dan ook de opzet om de mens te helpen het heden ondergeschikt te maken aan de toekomst.

69:5.5

2. Liefde voor de familie—het verlangen in hun behoeften te voorzien. Kapitaal betekent het opsparen van bezittingen, ondanks de druk van de behoeften van vandaag, teneinde zich te verzekeren tegen de eisen van de toekomst. Een deel van deze toekomstige behoeften kan te maken hebben met het nageslacht.

69:5.6

3. IJdelheid—het verlangen om de verzamelde bezittingen te tonen. Extra kleding was een van de eerste uiterlijke tekenen van aanzien. De ijdelheid van het verzamelen deed al vroeg een beroep op de trots van de mens.

69:5.7

4. Positie—de begerigheid om sociaal en politiek prestige te kopen. Al vroeg ontstond er een gecommercialiseerde adelstand, waartoe men men werd toegelaten als men speciale diensten had verricht aan de koning, of zonder omwegen een som geld betaalde.

69:5.8

5. Macht—de hunkering om de baas te zijn. Het uitlenen van rijkdom werd bedreven als een middel tot slavernij, want honderd procent per jaar was de leenrente in deze oude tijden. Degenen die geld uitleenden, maakten zichzelf koning door het creëren van staande legers van schuldenaren. Lijfeigenen behoorden tot de vroegste vorm van eigendom dat verzameld werd, en in die oude tijd strekte de door schulden ontstane slavernij zich zelfs uit tot zeggenschap over het lichaam na de dood.

69:5.9

6. Vrees voor de geesten van de gestorvenen—betalingen aan de priester in ruil voor bescherming. Reeds vroeg begonnen mensen doodsgeschenken te geven aan de priesters, opdat hun bezit gebruikt kon worden ter vergemakkelijking van hun voortgang in het volgende leven. De priesters werden op deze wijze zeer rijk: in de oudheid waren zij de belangrijkste kapitalisten.

69:5.10

7. Geslachtsdrift—het verlangen om één of meer vrouwen te kopen. ’s Mensen eerste vorm van handel was het ruilen van vrouwen, hetgeen reeds lang vóór de handel in paarden plaatsvond. De ruilhandel in seksuele slaven heeft de samenleving echter nooit vooruit gebracht; dergelijke handel was en is een schande voor het ras, aangezien zij de ontwikkeling van het gezinsleven heeft belemmerd en tegelijkertijd de biologische fitheid van superieure volken heeft aangetast.

69:5.11

8. Vele vormen van individuele bevrediging. Sommigen streefden naar rijkdom om de macht die deze gaf; anderen zwoegden voor bezit aangezien dit gemak betekende. De vroege mens (evenals sommige latere mensen) was er toe geneigd zijn middelen te verkwisten aan luxe. Bedwelmende en stimulerende middelen intrigeerden de primitieve rassen.

69:5.12

Toen de civilisatie zich verder ontwikkelde, verwierf de mens nieuwe stimulansen tot sparen: nieuwe behoeften ontstonden al spoedig naast de oorspronkelijke honger naar voedsel. Armoede werd dermate verafschuwd, dat slechts de rijken verondersteld werden direct naar de hemel te gaan wanneer zij stierven. Bezit werd zo hoog aangeslagen, dat het geven van een feest met veel uiterlijk vertoon iemands naam van alle blaam kon zuiveren.

69:5.13

Opeenstapelingen van rijkdom werden al vroeg het teken van sociaal aanzien. Sommige figuren in bepaalde stammen spaarden jarenlang hun eigendommen op, alleen maar om indruk te maken door het op een feestdag te verbranden of door het vrijwillig onder de stamgenoten te verdelen. Dit maakte hen tot grote mannen. Zelfs moderne mensen genieten ervan met kwistige hand kerstgeschenken uit te delen, terwijl rijke mensen giften schenken aan grote filantropische of geleerde instellingen. De techniek van de mens varieert, maar zijn dispositie blijft geheel dezelfde.

69:5.14

Eerlijkheidshalve moet vermeld worden dat menige rijkaard uit de oudheid veel van zijn fortuin uitdeelde uit vrees gedood te worden door degenen die het op zijn schatten hadden voorzien. Rijke mannen offerden vaak tientallen slaven om hun minachting voor rijkdom te tonen.

69:5.15

Hoewel het kapitaal ertoe heeft bijgedragen de mens vrij te maken, heeft het zijn sociale en industriële organisatie in hoge mate gecompliceerd. Het misbruik van kapitaal door oneerlijke kapitalisten verandert niets aan het feit dat het de grondslag vormt van de moderne industriële samenleving. Door kapitaal en vindingrijkheid geniet de huidige generatie een hogere graad van vrijheid dan enige andere generatie die haar is voorgegaan op aarde. Dit wordt als feit vermeld en niet ter rechtvaardiging van de vele vormen van misbruik van kapitaal door onnadenkende, zelfzuchtige beheerders.


◄ 69:4
 
69:6 ►