◄ 64:2
Verhandeling 64
64:4 ►

De evolutionaire gekleurde rassen

3. De Badonan-stammen

64:3.1

Naast de Foxhall-volken in het westen, hield in het oosten, al strijdend voor het bestaan, een ander beschavingscentrum stand. Deze groep was gevestigd in de uitlopers van de noordwestelijke hooglanden van India, te midden van de Badonan-stammen. Badonan was een achter-achter-kleinzoon van Andon. Deze mensen waren de enige afstammelingen van Andon die nooit mensenoffers hebben gebracht.

64:3.2

Deze in de hooglanden levende Badonieten bewoonden een uitgestrekt plateau dat door bossen werd omringd en door rivieren werd doorsneden, en waar een overvloed aan wild leefde. Evenals sommigen van hun verwanten in Tibet, woonden ze in ruwe stenen hutten, in berggrotten en in half onder de grond gelegen gangen.

64:3.3

Terwijl de stammen in het noorden steeds meer angst kregen voor het ijs, werden degenen die dichtbij hun oorspronkelijk geboorteland woonden, buitengewoon bevreesd voor het water. Zij zagen hoe het schiereiland van Mesopotamië geleidelijk in de oceaan wegzonk, en hoewel het verscheidene malen opnieuw bovenkwam, ontwikkelden de overleveringen van deze primitieve rassen zich rond de gevaren van de zee en de angst voor regelmatig terugkerende overstromingen. En deze vrees, gepaard aan hun ervaringen met overstromende rivieren, is de verklaring waarom zij de hooglanden opzochten als veilige streken waar zij konden wonen.

64:3.4

Ten oosten van de Badonan-volken, in de Siwalik-heuvels in het noorden van India, kunnen fossielen worden aangetroffen die de overgangsvormen tussen de mens en de verschillende voormenselijke groepen dichter benaderen dan welke andere ook op aarde.

64:3.5

850.000 jaar geleden begonnen de superieure Badonan-stammen een oorlog te voeren die erop gericht was hun inferieure en tamelijk dierlijke naburen uit te roeien. In nog geen duizend jaar waren de meeste van de nog bijna dierlijke groepen in deze gebieden vernietigd of teruggedreven naar de bossen in het zuiden. Deze veldtochten om de inferieure soorten uit te roeien brachten een geringe verbetering teweeg bij de stammen die toentertijd in de heuvels leefden. En de gemengde afstammelingen van dit verbeterde ras der Badonieten verschenen op het toneel van het wereldgebeuren als een ogenschijnlijk nieuw volk—het ras der Neanderthalers.


◄ 64:2
 
64:4 ►