◄ 59:5
Verhandeling 59
60:0 ►

De era van het zeeleven op Urantia

6. Het klimatologische overgangsstadium—De zaadplanten-periode—Het tijdperk van biologische rampspoed

59:6.1

Deze periode betekent het einde van de cruciale evolutionaire ontwikkeling in het zeeleven en het begin van de periode van overgang naar de volgende tijdperken van landdieren.

59:6.2

Deze tijd gaf een grote verarming van het leven te zien. Duizenden soorten zeedieren gingen ten onder, en op het land had zich nog maar nauwelijks leven ontwikkeld. Dit was een tijd van biologische rampspoed, het tijdperk waarin het leven bijna verdween van het aardoppervlak en uit de diepten van de oceanen. Tegen het einde van de lange era van het zeeleven waren er meer dan honderdduizend soorten levende wezens op aarde. Aan het eind van deze overgangsperiode hadden nog geen vijfhonderd het overleefd.

59:6.3

De eigenaardigheden van deze nieuwe periode waren niet zozeer het gevolg van de afkoeling van de aardkorst of van het lange uitblijven van vulkanische werking, als wel van een ongewoon samenspel van gewone en reeds bestaande invloeden—inperkingen van de zeeën en de toenemende verheffing van enorme landmassa’s. Het milde zeeklimaat van vroegere tijden verdween langzamerhand en het ruwere continentale weertype ontwikkelde zich snel.

59:6.4

170.000.000 jaar geleden vonden er grote evolutionaire veranderingen en aanpassingen plaats over het gehele aardoppervlak. Op de gehele wereld kwam het land omhoog, terwijl de oceaanbeddingen zonken. Er ontstonden alleenstaande bergruggen. Het oosten van Noord-Amerika lag hoog boven de zee; het westen kwam langzaam omhoog. De continenten waren overdekt met grote en kleine zoutmeren en talrijke binnenzeeën die door nauwe zeeëngten verbonden waren met de oceanen. De lagen van deze overgangsperiode variëren in dikte van 300 tot 2100 meter.

59:6.5

De aardkorst raakte gedurende deze landverheffingen op uitgebreide schaal geplooid. Dit was een tijd waarin continenten droogvielen, behalve bepaalde landbruggen, waaronder de continenten die Zuid-Amerika met Afrika en Noord-Amerika met Europa zo lang hadden verbonden, en die nu verdwenen.

59:6.6

Geleidelijk droogden de binnenmeren en -zeeën over de hele wereld op. Er begonnen afzonderlijke berg- en streekgletschers te verschijnen, vooral op het Zuidelijk Halfrond, en de glaciale afzetting van deze lokale ijsformaties kan in vele streken zelfs tussen de bovenliggende, latere steenkoolafzettingen worden aangetroffen. Er traden twee nieuwe klimatologische factoren op—ijsvorming en droogte. Veel van de hoger gelegen gebieden op aarde waren droog en onvruchtbaar geworden.

59:6.7

Gedurende deze tijden van klimaatverandering vonden er ook grote veranderingen plaats in de landplanten. Nu verschenen de zaadplanten die een betere voedselvoorziening betekenden voor het daarna toegenomen landdierleven. De insecten ondergingen een radicale verandering. De ruststadia ontwikkelden zich om tegemoet te komen aan de eisen van de opschorting van het leven tijdens de winter en perioden van droogte.

59:6.8

Bij de landdieren bereikten de kikvorsen in de voorgaande periode hun hoogtepunt om weer snel in aantal achteruit te gaan, maar zij bleven bestaan omdat ze lang in leven konden blijven zelfs in de opdrogende poelen en vennen van deze langvervlogen, uiterst veeleisende tijden. Gedurende dit aflopende kikvorstijdperk, vond in Afrika de eerste stap van de evolutie van de kikvors naar het reptiel plaats. En aangezien de landmassa’s nog steeds met elkaar waren verbonden, verbreidde zich dit prereptiel, een luchtademend schepsel, over de hele wereld. Tegen deze tijd was de atmosfeer zo gewijzigd, dat zij wonderwel kon dienen voor de ademhaling van dieren. Spoedig na de komst van de prereptiele kikvorsen werd Noord-Amerika tijdelijk geïsoleerd, afgesneden van Europa, Azië en Zuid-Amerika.

59:6.9

De geleidelijke afkoeling van het oceaanwater droeg veel bij tot de vernietiging van het leven in de oceanen. De zeedieren van die tijden vonden tijdelijk een toevlucht in drie gunstige wijkplaatsen: het gebied van de huidige Golf van Mexico, de Ganges-Baai in India en de Siciliaanse Baai van het Middellandse Zee-bekken. En vanuit deze drie streken verschenen de nieuwe soorten zeedieren die in tegenspoed waren geboren, om later de zeeën weer te vullen.

59:6.10

160.000.000 jaar geleden was het land grotendeels bedekt door plantengroei die aangepast was om het leven der landdieren te onderhouden, en de atmosfeer was ideaal geworden voor dierlijke ademhaling. Zo eindigt de periode van de uitdunning van het zeeleven en van de zware biologische tegenspoed waardoor alle levensvormen werden uitgeroeid, behalve degene die overlevingswaarde hadden en daarom het recht hadden om te functioneren als de voorouders van de zich sneller ontwikkelende, sterk gedifferentieerde levensvormen van de volgende tijdperken van de planetaire evolutie.

59:6.11

Het einde van deze periode van biologische rampspoed staat bij uw geleerden bekend als het Perm en betekent tevens het einde van het lange Paleozoïcum, dat tweehonderdvijftig miljoen jaar, een kwart van de planetaire geschiedenis, omvat.

59:6.12

De uitgestrekte oceanische bakermat van het leven op Urantia heeft aan zijn bedoeling voldaan. Gedurende de lange perioden waarin het land ongeschikt was om leven te onderhouden, voordat de atmosfeer genoeg zuurstof bevatte om de hogere landdieren in leven te houden, verzorgde en voedde de zee het vroege leven van de wereld. Naarmate de tweede fase van de evolutie zich op het land begint te ontvouwen, zal het biologische belang van de zee steeds kleiner worden.

59:6.13

[Aangeboden door een Levendrager van Nebadon, één van het oorspronkelijke korps dat werd aangesteld op Urantia.]


◄ 59:5
 
Verhandeling 60 ►
 

Nederlandse vertaling © Stichting Urantia. Alle rechten voorbehouden.