◄ 58:5
Verhandeling 58
58:7 ►

Het tot stand brengen van leven op Urantia

6. De periode van overgang

58:6.1

450.000.000 jaar geleden vond de overgang van plantaardig naar dierlijk leven plaats. Deze metamorfose speelde zich af in de ondiepe wateren van de beschutte tropische baaien en lagunes langs de uitgestrekte kustlijnen van de uit elkaar drijvende continenten. Deze ontwikkeling, die inherent was aan de oorspronkelijke levenspatronen, kwam geleidelijk tot stand. Er ware vele overgangsstadia tussen de vroege primitieve vormen van plantaardig leven en de latere, duidelijk herkenbare dierlijke organismen. Zelfs heden ten dage bestaat nog steeds de overgangsvorm der slijmzwammen, welke moeilijk òf als planten òf als dieren geklassificeerd kunnen worden.

58:6.2

Ofschoon de evolutie van het plantaardig leven nagegaan kan worden tot in het dierlijk leven, en ofschoon er opklimmende reeksen van planten en dieren zijn gevonden die geleidelijk van de allereenvoudigste tot de ingewikkeldste en verstgevorderde organismen overgaan, zult ge niet zulke verbindingsschakels kunnen vinden tussen de grote afdelingen van het dierenrijk, noch tussen de hoogste voormenselijke diersoorten en de mensen van de dageraad van de menselijke rassen. Deze zogenaamde ‘ontbrekende schakels’ zullen altijd blijven ontbreken om de eenvoudige reden dat zij nooit hebben bestaan.

58:6.3

Van era tot era verschijnen er volstrekt nieuwe soorten dierlijk leven. Deze komen niet tot ontwikkeling als gevolg van een geleidelijke acccumulatie van kleine variaties; zij verschijnen als volledig ontwikkelde, nieuwe levensorden, en zij verschijnen plotseling.

58:6.4

De plotselinge verschijning van nieuwe soorten en gevariëerde orden van levende organismen is geheel biologisch, strikt natuurlijk. Er is niets bovennatuurlijks verbonden aan deze genetische mutaties.

58:6.5

Toen het juiste zoutgehalte in de oceanen was bereikt, ontwikkelde zich daar dierlijk leven, en het was betrekkelijk eenvoudig om het zilte water te laten circuleren door de lichamen van de dieren in de zee. Toen echter de oceanen slonken en het zoutpercentage zeer toenam, ontwikkelden deze zelfde dieren het vermogen om het zoutgehalte van hun lichaamsvochten te verlagen, precies zoals de organismen die leerden om in zoet water te leven het vermogen verwierven om het juiste zoutgehalte in hun lichaamsvochten te handhaven door vernuftige methoden om zout vast te houden.

58:6.6

De bestudering van de fossielen van het zeeleven die in rotslagen bewaard zijn gebleven, onthult hoe deze primitieve organismen reeds vroeg te kampen hadden met aanpassingsproblemen. Planten en dieren blijven voortdurend experimenteren met de aanpassing. Steeds verandert de omgeving en steeds streven levende organismen ernaar zich te schikken naar deze onophoudelijke schommelingen.

58:6.7

De fysiologische uitrusting en de anatomische structuur van alle nieuwe levensorden zijn reacties op de werking van fysische wetten, maar de daarop volgende begiftiging met bewustzijn is een schenking van de assistent-bewustzijnsgeesten in overeenstemming met de aangeboren capaciteit van de hersenen. Hoewel het bewustzijn niet een product is van de fysische evolutie, is het toch geheel afhankelijk van de capaciteit van de hersenen, die verkregen wordt door zuiver fysische, evolutionaire ontwikkelingen.

58:6.8

Door schier eindeloze cycli van vooruitgang en terugval, van aanpassing en hernieuwde aanpasssing, schommelen alle levende organismen in de loop der eeuwen heen en weer. Degene die kosmische eenheid bereiken, blijven bestaan, terwijl degene die daar niet in slagen, op- houden te bestaan.


◄ 58:5
 
58:7 ►