◄ 4:0
Verhandeling 4
4:2 ►

Gods betrekking tot het Universum

1. De instelling van de Vader ten opzichte van het Universum

4:1.1

Eeuwenlang hebben de bewoners van Urantia de voorzienigheid Gods verkeerd begrepen. Er bestaat wel een voorzienigheid die zich op goddelijke wijze op uw wereld uitwerkt, maar dit is niet de kinderachtige, willekeurige en materiële hulpverlening zoals vele stervelingen zich die hebben voorgesteld. De voorzienigheid Gods bestaat in de in elkaar grijpende activiteiten van de hemelse wezens en de goddelijke geesten die, overeenkomstig de kosmische wetten, zonder ophouden arbeiden ter ere Gods en ten behoeve van de geestelijke vooruitgang van zijn kinderen in het universum.

4:1.2

Kunt ge in uw voorstelling van het handelen Gods met de mens niet tot het niveau komen waar ge onderkent dat het wachtwoord van het universum vooruitgang is? Vele eeuwen lang heeft de mensheid geworsteld om haar huidige positie te bereiken. In al deze millennia is de Voorzienigheid bezig geweest het plan van de voortschrijdende evolutie uit te werken. Deze twee gedachten zijn in de praktijk niet tegenstrijdig, ze zijn dit slechts in de onjuiste voorstellingen van de mens. De goddelijke voorzienigheid staat nooit tegenover de ware vooruitgang van de mens, wereldlijk noch geestelijk. De voorzienigheid strookt altijd met de onveranderlijke, volmaakte natuur van de allerhoogste Wetgever.

4:1.3

‘God is getrouw’ en ‘al zijn geboden zijn rechtvaardig.’ ‘Zijn trouw is gevestigd in de hemel zelf.’ ‘Voor eeuwig, o Heer, houdt uw woord stand in de hemelen. Van geslacht tot geslacht is uw trouw, gij hebt de aarde gegrond, zodat zij staat.’ ‘Hij is een getrouwe Schepper.’

4:1.4

De machten en persoonlijkheden die de Vader kan gebruiken om zijn voornemens te handhaven en zijn schepselen te schragen, zijn onbeperkt. ‘De eeuwige God is onze toevlucht, en onder ons zijn de eeuwige armen.’ ‘Wie in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, vernacht in de schaduw des Almachtigen.’ ‘Zie, uw Bewaarder zal niet sluimeren noch slapen.’ ‘Wij weten dat alle dingen medewerken ten goede voor hen die God liefhebben,’ ‘want de ogen des Heren zijn op de rechtvaardigen en zijn oren zijn open voor hun gebed.’

4:1.5

God houdt ‘alle dingen door het woord van zijn macht’ in stand. En wanneer er nieuwe werelden geboren worden, ‘zendt hij zijn Zonen uit en ze worden geschapen.’ God schept niet alleen, maar hij ‘bewaart ze alle.’ God houdt voortdurend alle materiële dingen en alle geestelijke wezens in stand. De universa zijn voor eeuwig stabiel. Er is stabiliteit temidden van schijnbare onstabiliteit. Er gaat een fundamentele orde en veiligheid schuil achter de geweldige energie-beroeringen en fysische cataclysmen in de sterrengebieden.

4:1.6

De Universele Vader heeft zich niet teruggetrokken uit het beheer der universa; hij is geen inactieve Godheid. Indien God zich zou terugtrekken als de huidige handhaver der ganse schepping, zou het universum ogenblikkelijk ineenstorten. Als God er niet zou zijn, dan zou er niet zoiets als realiteit bestaan. Nu, op dit moment, blijft God schragen, zoals hij dat ook in het verre verleden heeft gedaan en in de eeuwige toekomst zal blijven doen. De goddelijke greep reikt rond de cirkelgang der eeuwigheid. Het universum is niet als een klok opgewonden om een bepaalde tijd te blijven lopen en daarna op te houden te functioneren: alle dingen worden voortdurend vernieuwd. De Vader stort onophoudelijk energie, licht en leven uit. Gods werk is concreet werk, en ook geestelijk werk. ‘Hij spant het noorden uit over de baaierd en hangt de aarde op aan het niet.’

4:1.7

Een wezen van mijn orde is in staat ultieme harmonie te ontdekken en vèrstrekkende, diepgaande coördinatie te zien in de routine-zaken van het bestuur van het universum. Veel van wat het sterfelijke bewustzijn als onsamenhangend en toevallig voorkomt, is voor mijn begrip ordelijk en constructief. Maar er is zeer veel gaande in de universa dat ik niet geheel begrijp. Ik bestudeer reeds lang de bekende krachten, energieën, soorten bewustzijn, morontia’s, geesten en persoonlijkheden van de plaatselijke universa en de superuniversa, en ben daar min of meer mee vertrouwd. Ik begrijp in het algemeen hoe deze krachten en persoonlijkheden werken en ik ben zeer vertrouwd met de verrichtingen van de geaccrediteerde, geestelijke wezens van het groot universum. Maar ondanks mijn kennis van de verschijnselen in de universa, word ik toch voortdurend geconfronteerd met kosmische reacties die ik niet geheel kan volgen. Ik stuit telkens weer op schijnbaar toevallige samenzweringen van onderlinge associaties van krachten, energieën, verstandelijke wezens en geesten, waarvoor ik geen b evredigende verklaring weet.

4:1.8

Ik kan geheel nagaan en analyseren wat de werking is van alle verschijnselen die het rechtstreekse gevolg zijn van het functioneren van de Universele Vader, de Eeuwige Zoon, de Oneindige Geest, en in belangrijke mate het Paradijs-Eiland. Mijn verbijstering wordt veroorzaakt doordat ik stuit op wat de verrichtingen lijken te zijn van de drie mysterieuze Absoluten van potentialiteit die met hen zijn gecoördineerd. Deze Absoluten lijken vooraf te gaan aan de materie, bewustzijn te overschrijden en geest opzij te zetten. Ik raak voortdurend verward en dikwijls verbijsterd door mijn onvermogen om deze ingewikkelde verrichtingen te begrijpen, verrichtingen die ik toeschrijf aan de aanwezigheid en verrichtingen van het Ongekwalificeerd Absolute, het Godheid-Absolute, en het Universeel Absolute.

4:1.9

Deze Absoluten moeten overal in het universum de niet-volledig-geopenbaarde tegenwoordigheden zijn die door de verschijnselen van de ruimte-potentie en door de werking van andere super-ultieme fasen, het fysici, filosofen en zelfs oprecht religieuze mensen onmogelijk maken met zekerheid te voorspellen hoe de oerprincipes van kracht, begrip, of geest zullen reageren op eisen die gesteld worden in een complexe werkelijkheidssituatie waarin allerhoogste aanpassingen en ultieme waarden zijn betrokken.

4:1.10

Er bestaat in de universa van tijd en ruimte ook een organische eenheid die ten grondslag lijkt te liggen aan het gehele samenstel van kosmische gebeurtenissen. Deze levende tegenwoordigheid van de evoluerende Allerhoogste, deze Immanentie van het Ontworpen Onvolledige, wordt telkens weer op onverklaarbare wijze gemanifesteerd door wat een verbazingwekkende toevallige coördinatie lijkt te zijn van gebeurtenissen in het universum die schijnbaar onafhankelijk van elkaar plaatsvinden. Dit moet wel de werking zijn van de Voorzienigheid—het domein van de Allerhoogste en de Vereend Handelende Geest.

4:1.11

Ik ben geneigd te geloven dat het deze wijdverbreide, over het algemeen niet herkenbare beheersing is van de coördinatie en onderlinge associatie van alle fasen en vormen van activiteit in het universum, die maakt dat zulk een bont en schijnbaar hopeloos verward mengelmoes van fysische, mentale, morele en geestelijke verschijnselen zo feilloos de glorie Gods en het goede voor mensen en engelen tot uitwerking heeft.

4:1.12

Maar in ruimere zin maken de schijnbare ‘toevalligheden’ in de kosmos ongetwijfeld deel uit van het eindige drama in het tijd-ruimte avontuur van de Oneindige bij zijn eeuwig manipuleren van de Absoluten.


◄ 4:0
 
4:2 ►