◄ 194:2
Verhandeling 194
194:4 ►

De uitstorting van de Geest van Waarheid

3. Wat er op Pinksteren Ggbeurde

194:3.1

Vele zonderlinge en vreemde leringen zijn verbonden geraakt met de vroege verhalen over de Pinksterdag. In latere tijden zijn de gebeurtenissen van deze dag, waarop de Geest van Waarheid, de nieuwe leraar, bij de mensheid kwam wonen, verward met de dwaze uitbarstingen van ongebreidelde emotionaliteit. De voornaamste taak van deze uitgestorte geest van de Vader en de Zoon is om de mensen te onderrichten aangaande de waarheden van de liefde van de Vader en de barmhartigheid van de Zoon. Dit zijn de waarheden van goddelijkheid die de mensen vollediger kunnen begrijpen dan alle andere goddelijke karaktertrekken. De Geest van Waarheid houdt zich hoofdzakelijk bezig met de openbaring van de geest-natuur van de Vader en het morele karakter van de Zoon. De Schepper-Zoon, in het vlees, heeft God aan de mensen geopenbaard; de Geest van Waarheid, in het hart, openbaart de Schepper-Zoon aan de mensen. Wanneer de mens de ‘vruchten van de geest’ in zijn leven voortbrengt, vertoont hij eenvoudig de trekken die de Meester in zijn eigen leven op aarde heeft gemanifesteerd. Toen Jezus op aarde was, leefde hij als één persoonlijkheid—Jezus van Nazaret. Als de inwonende geest van de ‘nieuwe leraar’ is de Meester sinds Pinksteren in staat zijn leven te opnieuw te leven in de ervaring van iedere gelovige die door waarheid wordt onderricht.

194:3.2

Vele dingen die in de loop van een mensenleven gebeuren, zijn moeilijk te begrijpen, niet gemakkelijk te verzoenen met de idee dat dit een universum is waarin waarheid de overhand heeft en waarin gerechtigheid zegeviert. Het lijkt zo dikwijls alsof laster, leugens, oneerlijkheid en ongerechtigheid—zonde—de overhand hebben. Zegeviert geloof per slot van rekening wel over kwaad, zonde en ongerechtigheid? Ja, inderdaad. Het leven van Jezus en zijn dood zijn het eeuwige bewijs dat de waarheid van goedheid en het geloof van de door de geest geleide mens altijd gerechtvaardigd zullen worden. Jezus aan het kruis werd gehoond met de woorden: ‘Laten we eens zien of God zal komen om hem te bevrijden.’ Het zag er donker uit op die dag der kruisiging, maar er scheen een heerlijk licht op de morgen der verrijzenis; het scheen nog helderder en vreugdevoller op de dag van Pinksteren. De religies van pessimistische wanhoop streven naar bevrijding van de lasten des levens; zij hunkeren naar een einde van het bestaan in eindeloze sluimer en rust. Dit zijn de religies van primitieve vrees en ontzetting. De religie van Jezus is een nieuw evangelie van geloofsvertrouwen dat verkondigd moet worden aan de worstelende mensheid. Deze nieuwe religie is gegrond op geloof, hoop en liefde.

194:3.3

Aan Jezus had het sterfelijke leven zijn hardste, wreedste en bitterste slagen toegebracht, en deze mens beantwoordde die toedelingen van wanhoop met geloof, moed en de onwankelbare vastberadenheid om de wil van zijn Vader te doen. Jezus onderging het leven in al zijn verschrikkelijke realiteit en werd het meester—zelfs in de dood. Hij gebruikte de religie niet als een bevrijding uit het leven. De religie van Jezus tracht niet aan dit leven te ontvluchten teneinde de gelukzaligheid te genieten die wacht in een ander bestaan. De religie van Jezus verschaft de blijdschap en vrede van een ander, geestelijk bestaan, waarmee het leven dat de mensen nu in het vlees leiden, verrijkt en geadeld kan worden.

194:3.4

Indien een religie een verdovend middel voor het volk is, is het niet de religie van Jezus. Aan het kruis weigerde hij het verdovende middel te drinken; zijn geest, die uitgestort is op alle vlees, is een machtige invloed in de wereld die de mens opwaarts leidt en voortstuwt. De geestelijke impuls tot vooruitgang is de machtigste drijfkracht in deze wereld; de gelovige die de waarheid leert, is de ware progressieve, strijdvaardige ziel op aarde.

194:3.5

Op de dag van Pinksteren verbrak de religie van Jezus alle nationale beperkingen en raciale ketenen. Het is voor immer waar: ‘Waar de geest van de Heer is, is vrijheid.’ Op deze dag werd de Geest van Waarheid het persoonlijke geschenk van de Meester aan iedere sterveling. Deze geest werd geschonken met het doel om gelovigen te bekwamen om het evangelie van het koninkrijk doeltreffender te prediken, maar zij begrepen de ervaring van het ontvangen van de uitgestorte geest verkeerd, namelijk als een deel van het nieuwe evangelie dat zij onbewust bezig waren te formuleren.

194:3.6

Ziet het feit niet over het hoofd dat de Geest van Waarheid uitgestort werd op alle oprechte gelovigen; deze gave van de geest viel niet alleen de apostelen ten deel. De honderdtwintig mannen en vrouwen die in de bovenzaal bijeenwaren, ontvingen allen de nieuwe leraar, evenals allen die eerlijk van hart waren in de gehele wereld. Deze nieuwe leraar werd aan de mensheid geschonken, en iedere ziel ontving hem naargelang zijn liefde voor waarheid en zijn vermogen om geestelijke realiteiten te vatten en te begrijpen. Eindelijk wordt de ware religie bevrijd van de voogdij van priesters en alle heilige klassen en vindt zij haar werkelijke manifestatie in de individuele ziel van de mensen.

194:3.7

De religie van Jezus cultiveert het hoogste type menselijke civilisatie, in de zin dat zij het hoogste type geestelijke persoonlijkheid creëert en de heiligheid van die persoon verkon- digt.

194:3.8

De komst van de Geest van Waarheid op Pinksteren heeft een religie mogelijk gemaakt die noch radicaal, noch conservatief is; zij is noch het oude, noch het nieuwe; zij zal noch door de ouderen, noch door de jongeren gedomineerd worden. Het feit van het leven van Jezus op aarde verschaft een vast punt voor het anker van de tijd, terwijl de schenking van de Geest van Waarheid zorgt voor de eeuwige uitbreiding en eindeloze groei van de religie die hij leefde en het evangelie dat hij verkondigde. De geest leidt in alle waarheid binnen; hij is de leraar van een uitdijende, immer groeiende religie van eindeloze vooruitgang en goddelijke ont- vouwing. Deze nieuwe leraar zal aan iedere waarheidzoekende gelovige immer ontvouwen wat op zulk een goddelijke wijze in de persoon en natuur van de Zoon des Mensen besloten lag.

194:3.9

De manifestaties die gepaard gingen met de schenking van de ‘nieuwe leraar’, en de aanvaarding van de prediking der apostelen door mensen van verschillende rassen en volkeren, die zich in Jeruzalem hadden verzameld, wijzen op de universaliteit van de religie van Jezus. Het evangelie van het koninkrijk zou niet met een bepaald ras, een bepaalde cultuur of taal vereenzelvigd worden. Deze Pinksterdag getuigde van de krachtige poging van de geest om de religie van Jezus te bevrijden uit de Joodse kluisters die zij had geërfd. Zelfs nadat zo was aangetoond dat de geest op alle vlees werd uitgestort, probeerden de apostelen in het eerst nog de eisen van het Judaïsme aan hun bekeerlingen op te leggen. Zelfs Paulus kwam in moeilijkheden met zijn broeders in Jeruzalem omdat hij weigerde de niet-Joodse gelovigen aan deze Joodse gebruiken te onderwerpen. Geen enkele geopenbaarde religie kan zich over de ganse wereld verbreiden wanneer zij de ernstige fout begaat zich te laten doordrenken door een nationale cultuur of zich te verenigen met gevestigde raciale, sociale of economische gebruiken.

194:3.10

De schenking van de Geest van Waarheid stond los van enigerlei vorm, ceremonie, heilige plaats of speciaal gedrag van hen die haar volle manifestatie ontvingen. Toen de geest neerdaalde op degenen die in de bovenzaal verzameld waren, zaten zij daar eenvoudigweg, nadat zij juist in stil gebed waren geweest. De geest werd zowel in de stad als daarbuiten uitgestort. Het was niet nodig voor de apostelen om zich af te zonderen op afgelegen plaatsen voor jarenlange solitaire meditatie, teneinde de geest te ontvangen. Pinksteren ontkoppelt voor altijd de idee van geestelijke ervaring van de notie van een speciale gunstige omgeving daarvoor.

194:3.11

Pinksteren, met zijn geestelijke schenking, was bedoeld om de religie van de Meester voor altijd onafhankelijk te maken van alle fysieke kracht; de leraren van deze nieuwe religie zijn nu toegerust met geestelijke wapenen. Zij moeten uitgaan en de wereld veroveren met onuitputtelijke vergevensgezindheid, ongeëvenaarde goede wil, en een overvloed van liefde. Zij zijn toegerust om het kwade te overwinnen met het goede, haat te bedwingen met liefde, en vrees te doden door een moedig en levend geloof in de waarheid. Jezus had zijn volgelingen reeds geleerd dat zijn religie nooit passief was; zijn discipelen moesten altijd actief en positief zijn in hun dienstbetoon van barmhartigheid en de liefde die zij aan de dag legden. Deze gelovigen zagen Jahweh niet langer als ‘de Heer der heerscharen.’ Zij beschouwden de eeuwige Godheid nu als de ‘God en Vader van de Heer Jezus Christus.’ Die vooruitgang maakten zij althans, ook al schoten zij tot op zekere hoogte tekort in het begrijpen van de waarheid dat God ook de geestelijke Vader van iedere individuele mens is.

194:3.12

Pinksteren begiftigde de sterveling met de kracht om persoonlijke krenkingen te vergeven, om beminnelijk te blijven onder het ergste onrecht, om onbewogen te blijven in schrikwekkend gevaar, en om het kwaad van haat en toorn te trotseren met de onverschrokken daden van liefde en verdraagzaamheid. Urantia heeft de verwoestingen van grote, vernietigende oorlogen doorgemaakt in haar geschiedenis. Alle strijdenden in deze verschrikkelijke worstelingen zijn verslagen. Er was maar één overwinnaar; er was maar één die uit deze verbitterde worstelingen te voorschijn kwam met een verhoogde reputatie—dat was Jezus van Nazaret en zijn evangelie van het overwinnen van het kwade door het goede. Het geheim van een betere civilisatie is ten innigste verbonden met het onderricht van de Meester van de broederschap der mensen, de goede wil van liefde en onderling vertrouwen.

194:3.13

Tot aan Pinksteren had de religie slechts de Godzoekende mens geopenbaard; sinds Pinksteren zoekt de mens nog steeds naar God, maar over de wereld straalt nu het schouwspel van God die ook de mens zoekt en zijn geest zendt om in hem te wonen wanneer hij de mens heeft gevonden.

194:3.14

Vóór het onderricht van Jezus, dat culmineerde in Pinksteren, hadden vrouwen weinig of geen geestelijke status in de leerstellingen van de oudere religies. Na Pinksteren stond de vrouw in de broederschap van het koninkrijk voor God op voet van gelijkheid met de man. Onder de honderdtwintig die deze speciale visitatie van de geest ontvingen, waren vele vrouwelijke discipelen en zij deelden deze zegeningen gelijkelijk met de mannelijke gelovigen. De man kan zich niet langer het alleenrecht aanmatigen op het voorgaan en dienst doen in de godsdienstoefeningen. De Farizeeër mocht God dan wel blijven danken dat hij ‘niet geboren was als vrouw, als melaatse, of als heiden,’ maar onder de volgelingen van Jezus is de vrouw voor altijd bevrijd van alle godsdienstige discriminerende handelingen die op haar sekse berust. Pinksteren haalde een streep door alle godsdienstige discriminatie die berust op verschil in ras, in cultuur, in sociale klasse, of vooroordeel ten aanzien van de seksen. Geen wonder dat deze gelovigen in de nieuwe religie plachten uit te roepen: ‘Waar de geest des Heren is, daar is vrijheid.’

194:3.15

De moeder en de broer van Jezus behoorden beiden tot de eerder genoemde honderdtwintig gelovigen en als leden van deze gewone groep discipelen ontvingen zij ook de uitgestorte geest. Zij ontvingen niet meer van de goede gave dan de anderen. Er werd geen speciale gave verleend aan de leden van de aardse familie van Jezus. Pinksteren betekende het einde van speciale priesterschappen en van alle geloof in heilige families.

194:3.16

Vóór Pinksteren hadden de apostelen veel opgegeven voor Jezus. Zij hadden hun thuis, familie, vrienden, aardse bezittingen, en posities opgeofferd. Op Pinksteren gaven zij zichzelf aan God, en de Vader en de Zoon beantwoordden dit door zichzelf aan de mens te geven—door hun geesten te zenden om in de mens te wonen. Deze ervaring, het verliezen van zichzelf en het vinden van de geest, was geen ervaring van emotie; het was een daad van intelligente zelf-overgave en onvoorwaardelijke toewijding.

194:3.17

Pinksteren was de oproep tot geestelijke eenheid onder gelovigen in het evangelie. Toen de geest neerdaalde op de discipelen te Jeruzalem, gebeurde hetzelfde in Filadelfia, Alexandrië, en overal waar oprechte gelovigen verbleven. Het was letterlijk waar dat de menigte van gelovigen ‘één van hart en één van ziel was.’ De religie van Jezus is de krachtigste eenmakende invloed die de wereld ooit heeft gekend.

194:3.18

Pinksteren was ook bedoeld om het aanmatigend zelf-bewustzijn van individuen, groepen, volkeren en rassen te verminderen. Deze geest van zelfhandhaving neemt zo in spanning toe, dat zij periodiek in vernietigende oorlogen losbreekt. De mensheid kan alleen tot eenheid komen door de geestelijke benadering, en de Geest van Waarheid is een wereld-invloed die universeel is.

194:3.19

De komst van de Geest van Waarheid zuivert het hart van de mens en brengt de ontvanger ertoe zich een levensdoel te stellen dat eerlijk gericht is op de wil van God en het welzijn van de mensen. De materiële geest van zelfzucht is opgeslokt in deze nieuwe geestelijke schenking van onbaatzuchtigheid. Pinksteren betekent toen en nu dat de Jezus uit de geschiedenis de goddelijke Zoon der levende ervaring is geworden. Wanneer de vreugde van deze uitgestorte geest bewust ervaren wordt in het menselijk leven, is zij een tonicum voor de gezondheid, een stimulans voor het denken, en een onuitputtelijke energie voor de ziel.

194:3.20

Het gebed op de dag van Pinksteren bracht niet de komst van de geest teweeg, maar het had wel veel te maken met de capaciteit tot ontvankelijkheid die de gelovigen individueel kenmerkte. Gebed beweegt het goddelijke hart niet tot vrijgevige schenkingen, maar wel graaft het dikwijls bredere en diepere kanalen waarlangs de goddelijke schenkingen het hart en de ziel kunnen toevloeien van degenen die eraan denken om zo, via oprecht gebed en ware aanbidding, ononderbroken gemeenschap met hun Maker te onderhouden.


◄ 194:2
 
194:4 ►