◄ 191:1
Verhandeling 191
191:3 ►

Verschijningen aan de apostelen en andere leiders

2. De eerste verschijning aan de apostelen

191:2.1

Even na negenen die avond, na het vertrek van Cleopas en Jakob, terwijl de tweelingzonen van Alfeüs Petrus troostten en Natanael Andreas over diens woorden onderhield, en toen de tien apostelen bijeenwaren in de bovenzaal, met alle deuren gegrendeld omdat ze bang waren gearresteerd te worden, verscheen de Meester in morontia-gedaante plotseling in hun midden en sprak: ‘ Vrede zij jullie. Waarom zijn jullie zo ontdaan wanneer ik verschijn, alsof jullie een geest zagen? Heb ik niet over deze zaken met jullie gesproken toen ik nog in het vlees bij jullie was? Heb ik jullie niet gezegd dat de overpriesters en oudsten mij zouden overleveren om gedood te worden, dat één uit jullie midden mij zou verraden, en dat ik ten derden dage weer zou opstaan? Waarom dan nu al deze twijfel en al dit gepraat over de berichten van de vrouwen, van Cleopas en Jakob, en zelfs van Petrus? Hoe lang blijven jullie nog twijfelen aan mijn woorden en willen jullie mijn beloften niet geloven? En nu jullie mij werkelijk zien, willen jullie mij nu geloven? Zelfs nu nog is er één van jullie niet hier. Wanneer jullie weer allemaal bij elkaar zijn, en jullie allen zeker weten dat de Zoon des Mensen uit het graf is verrezen, ga dan van hier naar Galilea. Heb geloof en vertrouwen in God; heb geloof en vertrouwen in elkaar; en zo zullen jullie beginnen aan de nieuwe dienst van het koninkrijk des hemels. Ik zal nog bij jullie in Jeruzalem blijven, totdat jullie klaar zijn om naar Galilea te gaan. Mijn vrede laat ik jullie. ’

191:2.2

Nadat de morontia-Jezus dit had gezegd, verdween hij in een oogwenk uit hun gezicht. Ze vielen allen ter aarde, loofden God en prezen hun verdwenen Meester. Dit was de negende morontia-verschijning van de Meester.


◄ 191:1
 
191:3 ►