◄ 174:1
Verhandeling 174
174:3 ►

Dinsdagmorgen in de tempel

2. Vragen van de Joodse oversten

174:2.1

Op maandagavond had er een vergadering plaats gevonden van het Sanhedrin met ongeveer vijftig andere leiders, gekozen uit de schriftgeleerden, Farizeeën en Sadduceeën. Men was het er in deze vergadering over eens dat het gevaarlijk zou zijn Jezus in het openbaar in hechtenis te nemen, vanwege zijn greep op de genegenheid van het gewone volk. De meerderheid was ook van mening dat er een vastberaden poging moest worden ondernomen om hem in de ogen van de menigte in diskrediet te brengen, alvorens hij zou worden gearresteerd en voor het gerecht zou worden gebracht. Dus werden verschillende groepjes geleerden aangewezen die de volgende morgen in de tempel beschikbaar zouden zijn om te trachten Jezus in moeilijke kwes-ties te verstrikken en hem anderszins ten overstaan van de mensen in verlegenheid te brengen. Eindelijk waren de Farizeeën, Sadduceeën, en zelfs de Herodianen eensgezind in deze poging om Jezus in de ogen van de menigte die naar het Paasfeest was gekomen in diskrediet te brengen.

174:2.2

Dinsdagmorgen, toen Jezus in de voorhof van de tempel aankwam en begon te onderrichten, had hij nog maar enkele woorden gesproken, toen een groep van de jongere studenten van de academies, die men voor dit doel had laten oefenen, naar voren kwam en bij monde van hun woordvoerder Jezus aansprak met de woorden: ‘Meester, wij weten dat gij een rechtvaardig leraar zijt, en wij weten dat ge de wegen der waarheid verkondigt en alleen God dient, want ge vreest niemand en kent geen aanzien des persoons. Wij zijn maar studenten en zouden gaarne de waarheid willen weten aangaande een zaak die ons bezighoudt. Onze moeilijkheid is de vol- gende: Is het overeenkomstig de wet dat wij Caesar schatting betalen? Moeten wij deze betalen of niet?’ Jezus doorzag hun huichelarij en sluwheid en zei tot hen: ‘Waarom komt ge mij aldus verzoeken? Toon mij het geld waarmee de schatting betaald wordt, en ik zal u antwoord geven.’ Toen zij hem een denarius overhandigden, bezag hij deze en zei: ‘Wiens beeldenaar en opschrift draagt dit muntstuk?’ En toen zij hem antwoordden: ‘Van Caesar’, zei Jezus, ‘Geeft aan Caesar de dingen die van Caesar zijn en geeft aan God de dingen die van God zijn.’

174:2.3

Toen hij deze jonge schriftgeleerden en hun Herodiaanse medeplichtigen aldus geantwoord had, trokken dezen zich terug en het volk, zelfs de Sadduceeën, verheugde zich over hun verlegenheid. Zelfs de jongemannen die geprobeerd hadden hem in de val te laten lopen, verwonderden zich over de onverwachte scherpzinnigheid van het antwoord van de Meester.

174:2.4

De dag tevoren hadden de oversten geprobeerd hem ten aanschouwe van de menigte te doen struikelen over zaken die het kerkelijk gezag betroffen, en omdat ze daarin niet waren geslaagd, probeerden ze hem nu schade te berokkenen door hem in een discussie over het burgerlijk gezag te betrekken. Pilatus en Herodes waren beiden op dat moment in Jeruzalem, en de vijanden van Jezus namen aan dat indien hij zou durven te adviseren de schatting aan Caesar niet te betalen, zij meteen naar de Romeinse gezagsdragers zouden kunnen gaan om hem aan te klagen wegens opruiïng. In het andere geval, indien hij met zoveel woorden het betalen van de schatting zou aanraden, hadden zij terecht berekend dat zulk een uitspraak de nationale trots van zijn Joodse toehoorders zeer zou krenken, waardoor hij de goedgezindheid en genegenheid van de menigte goeddeels zou verspelen.

174:2.5

In dit alles dolven de vijanden van Jezus het onderspit, omdat het een bekende regel was van het Sanhedrin, opgesteld als richtlijn voor de Joden die verspreid onder de heidense volkeren leefden, dat ‘het muntrecht het recht om belastingen te heffen met zich meebracht’. Op deze wijze vermeed Jezus hun valstrik. Indien hij hun vraag met ‘neen’ beantwoord zou hebben, zou dit gelijk hebben gestaan met het aanzetten tot rebellie; indien hij ‘ja’ geantwoord zou hebben, zouden de diepgewortelde nationalistische gevoelens van die tijd geschokt zijn. De Meester ontweek de vraag niet, hij had alleen de wijsheid een dubbel antwoord te geven. Jezus gaf nooit ontwijkende antwoorden, maar hij betrachtte steeds wijsheid in zijn omgang met degenen die probeerden hem aan te vallen en zijn ondergang te bewerkstelligen.


◄ 174:1
 
174:3 ►