◄ 173:3
Verhandeling 173
173:5 ►

Maandags in Jeruzalem

4. De gelijkenis van de afwezige landheer

173:4.1

Nadat de oversten der Farizeeën en de schriftgeleerden die geprobeerd hadden Jezus met hun vragen vast te zetten, het eind van het verhaal van de twee zonen beluisterd hadden, trokken zij zich terug om verder te beraadslagen, en de Meester richtte zijn aandacht op de menigte en vertelde hun nog een gelijkenis:

173:4.2

‘Er was een zeker goed mens, een landheer, die een wijngaard plantte. Hij zette er een haag omheen, groef een kuil voor de wijnpers en bouwde een uitkijktoren voor de wachters. Vervolgens verhuurde hij deze wijngaard aan pachters en ging zelf voor langere tijd op reis naar het buitenland. Toen het seizoen van de druiven naderde, zond hij dienaren naar de pachters om zijn pacht in ontvangst te nemen. Maar de pachters beraadslaagden met elkaar en weigerden de dienaren de vruchten te geven die hun meester toekwamen. In plaats daarvan vielen zij zijn dienaren aan; één sloegen zij, een ander stenigden zij en de overigen zonden zij met lege handen heen. Toen de landheer dit alles hoorde, zond hij andere dienaren, in wie hij nog meer vertrouwen stelde, om met deze slechte pachters af te rekenen, en ook dezen werden door hen tot bloedens toe geslagen en smadelijk behandeld. Daarop zond de landheer zijn meest geliefde dienaar, zijn rentmeester, en deze werd door hen gedood. En toch zond hij met geduld en verdraagzaamheid nog vele andere dienaren tot hen, maar zij wilden niemand ontvangen. Sommigen sloegen zij en anderen doodden zij, en toen de landheer zo behandeld werd, besloot hij zijn zoon te sturen om met deze ondankbare pachters af te rekenen, bij zichzelf zeggend: “Zij mishandelen mijn dienaren dan wel, maar voor mijn geliefde zoon zullen zij toch zeker respect hebben.’ Toen echter deze in het kwaad verharde pachters de zoon zagen, overlegden zij met elkaar: “Dit is de erfgenaam; welaan, laten wij hem doden, dan zal de erfenis ons toevallen.’ Dus sloegen zij de hand aan hem, en na hem uit de wijngaard geworpen te hebben, doodden zij hem. Wat zal de heer van deze wijngaard nu doen met die ondankbare en verdorven pachters, wanneer hij verneemt hoe zij zijn zoon hebben verworpen en gedood?’

173:4.3

Toen de mensen deze gelijkenis en de vraag die Jezus stelde hadden gehoord, antwoordden zij: ‘Hij zal die ellendige mensen doden en zijn wijngaard aan andere, eerlijke boeren verpachten, die hem de vruchten zullen afdragen wanneer de tijd daarvoor is gekomen.’ Toen sommigen van de toehoorders inzagen dat deze gelijkenis op het Joodse volk sloeg en op hun behandeling van de profeten, en op de op handen zijnde verwerping van Jezus en het evangelie van het koninkrijk, zeiden zij bedroefd: ‘God verhoede dat wij doorgaan zulke dingen te doen.’

173:4.4

Jezus zag een groep Sadduceeën en Farizeeën zich een weg banen door de menigte, wachtte een ogenblik tot zij naderbij gekomen waren, en zei toen: ‘Gij weet hoe uw vaderen de profeten verworpen hebben en ge weet zeer wel dat ge innerlijk reeds besloten zijt de Zoon des Mensen te verwerpen.’ En daarop zag Jezus de priesters en oudsten, die dichtbij hem stonden, onderzoekend aan en zei: ‘Hebt ge nooit in de Schrift gelezen over de steen die de bouwlieden hadden afgekeurd en die, toen de mensen hem ontdekten, tot hoeksteen werd gemaakt? Daarom waarschuw ik u nogmaals dat, indien gij dit evangelie blijft verwerpen, het koninkrijk Gods u weldra ontnomen zal worden en aan een volk zal worden gegeven dat bereid is het goede nieuws te ontvangen en de vruchten van de geest voort te brengen. Ook is er een mysterie aan deze steen verbonden, want wie erop valt zal, ofschoon hij daardoor gebroken wordt, behouden worden; maar op wie deze steen valt, zal tot stof worden vermorzeld en zijn as zal in de vier windstreken worden verstrooid.’

173:4.5

Toen de Farizeeën deze woorden hoorden, begrepen zij dat Jezus op henzelf doelde en op de andere Joodse leiders. Zij begeerden sterk ter plekke de hand aan hem te slaan, maar zij vreesden de menigte. Zij waren echter zo verbolgen door de woorden van de Meester, dat zij heengingen en verder met elkaar beraadslaagden hoe zij hem ter dood konden brengen. Die avond kwamen de Sadduceeën en Farizeeën tot overeenstemming over het plan om hem de volgende dag in de val te laten lopen.


◄ 173:3
 
173:5 ►