◄ 173:4
Verhandeling 173
174:0 ►

Maandags in Jeruzalem

5. De gelijkenis van het bruiloftsfeest

173:5.1

Nadat de schriftgeleerden en oversten zich hadden teruggetrokken, wendde Jezus zich weer tot de verzamelde menigte en vertelde de gelijkenis van het bruiloftsfeest. Hij zei:

173:5.2

‘Het koninkrijk des hemels kan worden vergeleken met een zekere koning die een bruilofsfeest voor zijn zoon aanrichtte; deze koning nu zond boodschappers uit om degenen die van te voren waren uitgenodigd te gaan zeggen: “Komt nu, want alles is gereed voor het bruiloftsmaal in het paleis van de koning.’ Nu gebeurde het dat velen die eens hadden beloofd het feest bij te wonen, thans weigerden te komen. Toen de koning vernam dat zijn uitnodiging door velen werd afgeslagen, zond hij andere dienstknechten en boodschappers uit met de woorden: “Zeg tot allen die uitgenodigd waren om nu te komen, want zie, mijn maaltijd is bereid. Mijn ossen en mijn gemeste kalveren zijn geslacht, en alles is in gereedheid voor de viering van de aanstaande bruiloft van mijn zoon.’ Maar opnieuw sloegen deze onnadenkende lieden de oproep van hun koning in de wind en gingen hun eigen gang, de een naar zijn boerderij, de ander naar zijn pottenbakkerij, en weer anderen naar hun handelswaar. Nog weer anderen stelden zich er niet mee tevreden de oproep van de koning zo in de wind te slaan, maar in openlijke rebellie sloegen zij de handen aan de boodschappers van de koning en mishandelden hen op schandelijke wijze, waarbij ze sommigen van hen zelfs doodden. Toen de koning zag dat de gasten die hij uitverkoren had, zij die zijn eerdere uitnodiging hadden aangenomen en beloofd hadden het bruilofsfeest bij te wonen, zijn oproep voorgoed hadden afgewezen, en in rebellie zijn uitverkoren boodschappers hadden aangevallen en gedood, was hij ten zeerste verbolgen. Deze beledigde koning riep daarop zijn legers en de legers van zijn bondgenoten op en gaf hun bevel deze opstandige moordenaars te vernietigen en hun stad door brand te verwoesten.

173:5.3

‘Toen hij degenen die zijn uitnodiging hadden versmaad had gestraft, stelde hij een andere datum vast voor het bruiloftsfeest en zei tot zijn boodschappers: “Zij die eerst voor de bruiloft waren uitgenodigd, waren dit niet waardig. Ga daarom nu naar de kruispunten der wegen en naar de grote wegen tot zelfs buiten de stad, en nodig zoveel vreemdelingen als jullie kunnen vinden uit om naar mij toe te komen en dit bruiloftsfeest bij te wonen.’ Hierop gingen de dienaren naar de grote wegen en naar de meer afgelegen plaatsen en brachten zoveel mogelijk mensen bij elkaar, zoveel als zij maar konden vinden, goeden zowel als slechten, rijken en armen, zodat ten slotte de bruiloftszaal met bereidwillige gasten was gevuld. Toen alles in gereedheid was, trad de koning binnen om zijn gasten in ogenschouw te nemen. Zeer tot zijn verbazing zag hij daar een man die geen bruiloftskleed droeg. Aangezien de koning voor al zijn gasten gratis huwelijkskleding ter beschikking had gesteld, wendde hij zich tot deze man en zei: “Vriend, hoe komt het dat gij bij deze gelegenheid in mijn ontvangstzaal komt zonder bruiloftskleed?’ De man die hierop niet was voorbereid, kon geen woord uitbrengen. Toen sprak de koning tot zijn dienaren: “Werp deze zorgeloze gast uit mijn huis, opdat hij het lot dele van al die anderen die mijn gastvrijheid hebben versmaad en mijn oproep hebben afgewezen. Ik wens hier niemand te zien behalve degenen die mijn uitnodiging met graagte hebben aangenomen en die mij de eer aandoen de kleding voor de gasten, die zo rijkelijk voor iedereen beschikbaar is, te dragen.’’

173:5.4

Nadat Jezus deze gelijkenis verhaald had, wilde hij de menigte heenzenden, maar op dat moment drong zich een welwillende gelovige door de schare en vroeg Jezus: ‘Maar, Meester, hoe zullen wij dit alles weten? hoe zullen wij klaar zijn voor de uitnodiging van de koning? welk teken zult gij ons geven waardoor wij zullen weten dat gij de Zoon van God zijt?’ En toen de Meester dit hoorde, zei hij: ‘Slechts één teken zal u gegeven worden.’ Wijzend op zijn eigen lichaam, vervolgde hij: ‘Vernietig deze tempel en in drie dagen zal ik hem weer opbouwen.’ Maar zij begrepen hem niet, en terwijl zij zich verspreidden, spraken zij onder elkaar en zeiden: ‘Bijna vijftig jaar is er aan deze tempel gebouwd, en toch zegt hij dat hij hem zal vernietigen en in drie dagen weer opbouwen.’ Zelfs zijn eigen apostelen konden de betekenis van deze uitspraak niet begrijpen, maar later, na zijn opstanding, herinnerden zij zich wat hij toen had gezegd.

173:5.5

Om ongeveer vier uur die middag wenkte Jezus zijn apostelen bij zich en gaf hen te kennen dat hij de tempel wilde verlaten en naar Betanië wilde gaan voor de avondmaaltijd en om daar de nacht door te brengen. Toen zij de Olijfberg opgingen, gaf Jezus opdracht aan Andreas, Filippus, en Tomas om de volgende morgen iets dichter bij de stad een kamp in te richten, waar zij gedurende de rest van de Paasweek zouden kunnen verblijven. Ingevolge dit verzoek sloegen zij de volgende morgen hun tenten op in een ravijn in de heuvel die uitzicht bood op het openbare kampeerterrein van Getsemane, op een stuk grond dat aan Simon van Betanië toebehoorde.

173:5.6

Wederom was het een zwijgend groepje Joden dat die maandagavond de westelijke helling van de Olijfberg besteeg. Als nimmer tevoren begonnen de twaalf mannen te beseffen dat er iets tragisch stond te gebeuren. Ofschoon de opzienbarende tempelreiniging in de vroege morgen hun hoop had doen herleven dat ze nu zouden zien hoe de Meester zich zou laten gelden en zijn geweldige krachten zou manifesteren, werkten de gebeurtenissen van de hele middag slechts als een anticlimax, omdat alles erop wees dat Jezus’ leer nu zeker door de Joodse gezagsdragers zou worden verworpen. De apostelen verkeerden in grote spanning en waren bevangen door een gevoel van verschrikkelijke onzekerheid. Zij beseften dat er slechts enkele korte dagen konden liggen tussen de voorvallen van de dag die zojuist verstreken was en de catastrofe van een dreigende ondergang. Allen voelden dat er iets geweldigs te gebeuren stond, maar zij wisten niet waar ze zich op moesten voorbereiden. Ze vertrokken naar de verschillende plaatsen waar ze konden rusten, maar sliepen niet veel. Zelfs de tweelingbroers Alfeüs waren er ten laatste van doordrongen geraakt dat de gebeurtenissen in het leven van de Meester nu snel hun finale hoogtepunt zouden bereiken.


◄ 173:4
 
Verhandeling 174 ►
 

Nederlandse vertaling © Stichting Urantia. Alle rechten voorbehouden.